1816: Het jaar zonder zomer

Afgelopen maart was het stralend weer, maar begin april mochten we dan weer tegen een pak sneeuw aankijken. Het weer roert zich met enige regelmaat. Sinds het begin van de 21e eeuw hebben we steeds vaker te maken met wat men ‘extreem weer’ noemt. En dat hebben we vooral aan onszelf te danken. Maar de natuur zelf kan er ook wat van. Begin 19e eeuw was er sprake van een bijzonder natuurfenomeen. Zo is het jaar 1816 wereldwijd de boeken ingegaan als ‘Het jaar zonder zomer’.

Want de zomer het jaar 1816 was meer dan alleen ‘een beetje verregend’. Verslagen uit die tijd vertellen ons hoe de temperatuur overdag tot diep in juli een paar graden onder het vriespunt bleef. Uit brieven en dagboeken lezen we verbaasde observaties dat de zon zich overdag nauwelijks liet zien, en dat in de zomermaanden! Het leek zelfs wel alsof het de hele dag bleef schemeren, tot de volgende nacht inviel.

Schilderijen uit die tijd getuigen van hetzelfde beeld: Grauwe luchten van ‘droge mist’ met een waterig licht, dat het landschap in verschillende sombere tinten rood, geel en blauw hulde. Hier was echt iets heel merkwaardigs aan de hand.

Op zijn huwelijksreis in 1816 maakte de Britse schilder John Constable (1776-1837) dit schilderij van Weymouth Bay. Niet echt een romantisch zonnig plaatje…

Een jaar lang winter

Het mysterie wordt alleen maar groter des te verder je kijkt. Want niet alleen in Engeland of Nederland hadden we te maken met zulk uitzonderlijk troosteloos weer. Bijna heel Europa, het overgrote deel van Azië, en zelfs ver voorbij de oostkust van de VS en Canada had men het te stellen met een afschuwelijke winter die het hele jaar aanhield.

Dat zulk ongewoon en aanhoudend koud weer veel ernstigere gevolgen had dan een verregende picknick, laat zich raden. De werkelijke consequenties waren misschien niet meteen duidelijk, maar absoluut verstrekkend. Door het extreme weer van het jaar 1816 mislukte wereldwijd oogsten – en waar geen voorraden waren aangelegd, ontstond hongersnood.

Engeland, Wales en Ierland werden zwaar getroffen door plotselinge tekorten aan tarwe, haver en aardappelen, en de Duitse staten raakten door stijgende voedselprijzen in diepe crisis. In Frankrijk sloegen uitgehongerde menigten aan het rellen. Overal in Europa, Azië en de koloniën in Noord-Amerika herhaalde zich hetzelfde patroon, met rampzalige gevolgen. Het jaar 1816 wordt daarom onder historici “de laatste grootste voedselcrisis op het noordelijk halfrond” genoemd.

In de 19e eeuw kwam de Industriële Revolutie goed op gang. Dit is Manchester from Kersal Moor, with rustic figures and goats (1852) door William Wyld (1806-1889) [Publiek domein].

Wat kan nu zo plotseling op zo’n grote schaal ellende brengen? Menselijk ingrijpen was het in ieder geval nog niet: In Groot-Brittannië had men al de eerste schreden gezet richting wat de Industriële Revolutie zou worden, maar de eeuw van de razende stoomtreinen, zeewaardige dampschepen en lange rijen rokende fabrieksschoorstenen moest nog beginnen. Dus hoewel de mensheid tegenwoordig verantwoordelijk is voor ongeëvenaarde klimaatveranderingen, moeten we het antwoord voor deze bevroren zomer in de vroege 19e eeuw toch elders zoeken.

“Een lawaai als van een ver kanonschot”

In 1816 lag de oorzaak voor zo’n mondiale crisis in een uitzonderlijk staaltje natuurgeweld, ver weg van Europa. Begin april 1815 had er een ongekend krachtige uitbarsting plaatsgevonden van de vulkaan Tambora, op een eiland in toenmalig Nederlands-Indië. Deze vulkaanuitbarsting van de op één na hoogste categorie was de grootste die ooit door moderne geologen gemeten is. De toenmalige Britse gouverneur-generaal, Sir Thomas Stamford Raffles, schreef in zijn memoires:

“The first explosions were heard on this Island in the evening of 5 April, they were noticed in every quarter, and continued at intervals until the following day. The noise was, in the first instance, almost universally attributed to distant cannon; so much so, that a detachment of troops was marched from Djocjocarta, in the belief that a neighbouring post was being attacked, and along with the coast, boats were in two instances dispatched in quest of a supposed ship in distress.”

Het moet een enorm geweld geweest zijn, want de belangrijkste explosie op 10 april werd zelfs op Sumatra – zo’n 2600 kilometer over zee – gehoord. Ook in Batavia – de huidige Indonesische hoofdstad Jakarta – werd de klap gehoord, waarna een ziekelijke walm van vulkanische dampen de stad bedwelmde, en er nog dagen daarna een heftige gekleurde regen uit de lucht viel.

Dit is niet de Tambora, maar de Vesuvius. Toch is het een indrukwekkend gezicht van een eigentijdse vulkaanuitbarsting. Vesuvius from Portici (circa 1775) door Joseph Wright of Derby [Publiek domein].

In de dagen na de grote uitbarsting stuurde Tambora enorme hoeveelheden puin, as en stof de dampkring in, waardoor de wereldwijde temperatuur gedurende de daarop volgende jaren sterk daalde. Het is haast onvoorstelbaar. Zelfs duizenden kilometers verderop raakten raakten planten verstikt onder een laag as, en faalden belangrijke oogsten door zure regen, veroorzaakt door de uitbarsting.

Tegelijkertijd mislukten door de langdurige ‘vulkanische winter’ over de hele planeet de oogsten van het vólgende jaar, met grootschalige hongersnood, armoede en ziekte tot gevolg. Het duurde dan ook lang voordat het noordelijke deel van de wereldbol weer een beetje van de klap hersteld was.

Every cloud has a silver lining…

Een serieuze hoeveelheid narigheid, dus. Voor liefhebbers van geschiedenis en kunst heeft 1816 echter ook bijzonder interessante sporen nagelaten, die een klein ‘zilveren’ randje aan het jaar zonder zomer geven. De onheilspellende weersomstandigheden zijn namelijk niet alleen in brief- en dagboekvorm aan ons overgeleverd, maar hebben ook allerlei kunstenaars geïnspireerd tot het vervaardigen van unieke schilderijen, gedichten en romans. Je zou kunnen zeggen dat sommige grote werken zonder het slechte weer misschien nooit tot stand zouden zijn gekomen…

Chichester Canal door J.M.W. Turner (circa 1829) [Publiek domein].

Want de grote hoeveelheden vulkanisch stof die nog jarenlang in de atmosfeer bleven hangen, hulden de wereld in nevelsluiers van allerlei spookachtige kleuren. Veel kunstenaars voelden zich aangespoord om dit natuurfenomeen vast te leggen. Waar Romantische schilders zich voorheen konden richten op zonnige groene weiden en zwoele nachten in het licht van maan, zien we in de jaren na 1816 een opvallende toename van sombere en duistere landschappen. Een studie uit 2007 heeft zelfs vastgesteld dat landschapsschilderijen in de jaren ná 1816 lange tijd in merkbaar rodere tinten geschilderd werden.

Ook verschuiven de thema’s meer richting religie, geestelijke overpeinzingen en droevige onderwerpen. De eerdere waardering voor ‘schoonheid’ maakt in het werk van veel schilders vrij plotseling plaats voor ontzag voor het ‘sublieme’ – de dreigende en sombere kant van de natuur. Dit zien we onder meer terug in de ontwikkeling die het werk van Caspar David Friedrich en J.M.W. Turner in deze tijd doormaakt.

Twee mannen kijken uit over zee (1817) door Caspar David Friedrich (1774-1840) [Publiek domein].

Het sombere licht en de niet-aflatende regen van de zomer van 1816 hebben eveneens een onuitwisbare indruk achtergelaten op de wereldliteratuur. De artistieke vriendengroep rond Lord Byron voelde zich aangespoord om deze haast bovennatuurlijke duisternis in hun schrijven op te nemen.

Tijdens hun koude en verregende zomervakantie naar Zwitserland zien Lord Byron, John William Polidori, Percy Shelley en Mary Wollstonecraft (1797-1851) zich genoodzaakt om zich binnenshuis te vermaken. Nota bene bij kaarslicht, midden op de dag! Ze voeren intellectuele discussies, er is hoogoplopende onderlinge dramatiek, alsook enige mate aan opiumgebruik. Daarnaast vertellen ze elkaar oude spookverhalen.

Het huis van Lord Byron in Zwitserland in 1833 door William Purser (1790-1852), gravure door Edward Finden (1791-1857) [Publiek domein].

Uiteindelijk is het gastheer Byron die op het idee komt om onderling een wedstrijd te houden. Wie van hen kan het aller-griezelligste verhaal schrijven? Zelf schrijft de gevaarlijke gentleman een gedicht, toepasselijk Darkness genoemd:

“I had a dream, which was not all a dream.
The bright sun was extinguish’d, and the stars
Did wander darkling in the eternal space,
Rayless, and pathless, and the icy earth
Swung blind and blackening in the moonless air;
Morn came and went—and came, and brought no day.”

Daarnaast komt Lord Byron op de proppen met het korte verhaal A Fragment, wat vriend Polidori later zal aanzetten tot het schrijven van The Vampyre, één van de eerste moderne, Westerse vampierenverhalen – en een voorloper van Bram Stoker’s Dracula.

Een bijzondere prestatie levert ook de 18 jaar jonge Mary Shelley, die na een huiveringwekkende droom het startpunt vindt voor haar meest bekende roman: Frankenstein: or the Modern Prometheus. Twee jaar later is haar werk een regelrechte hit, die een blijvende invloed zal hebben op griezelverhalen in de westerse literatuur.

Dan maar met de fiets

Naast de invloed op de schone kunsten heeft het jaar zonder zomer ook voor enkele praktische vernieuwingen gezorgd, waar je misschien niet meteen aan zou denken. Zo gaat het volgende verhaal: Omdat een gebrek aan paardenvoer ook het aantal paarden drastisch verminderde, ging de Duitse uitvinder Karl Drais op zoek ging naar een mechanisch alternatief voor personenvervoer. Het resultaat was de loopmachine, de voorloper van onze hedendaagse fiets!

De ‘loopmachine’ van Karl Freiherr von Drais [Publiek domein].

Andere uitvindingen hebben we meer indirect aan de misoogsten van rond 1816 te danken. Zo maakte de Duitse scheikundige Justus von Liebig (1803-1870) de hongersnood in zijn woonplaats Darmstadt aan den lijve mee toen hij nog maar een tiener was. Er wordt gezegd dat dit dit hem later in zijn leven aangespoord heeft om onderzoek te doen naar onder andere kunstmest, plantaardige voeding, en geconserveerde etenswaren zoals: het bouillonblokje! Zo hadden Von Liebigs uitvindingen invloed op de moderne landbouw en ons koken van vandaag de dag. Wie had dat gedacht?

Natuurverschijnselen en het klimaat: Ze kunnen grote en langdurige gevolgen hebben voor het leven van alledag. Vele facetten van de natuur en het menselijk leven hangen met elkaar samen in verfijnd systeem. Laten we hopen dat het ons lukt om deze balans niet verder uit het lood te brengen.

Het is weer tijd voor thee.


Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
1815 Eruption of Mount Tambora op Wikipedia.org.
Draisine (Laufmachine) op Wikipedia.org.
Justus von Liebig op Wikipedia.org.
Year without a Summer op Wikipedia.org.

19 gedachten over “1816: Het jaar zonder zomer

  1. Dank Josephine … ik blijf bijleren…en dan krijgen we op de koop toe nog een stuk prachtige poëzie erbij…ik ben zo blij met jou.

    • Ja, ik denk dat deze schokkende – maar tijdelijke – gebeurtenis ons kan laten zien wat voor invloed weersomstandigheden op ons dagelijks leven kunnen hebben. Of we er voldoende en op tijd van leren, dat is te bezien…

  2. Poeh, wat een zwaar jaar moet dat zijn geweest… En het weer van de jaren erna was waarschijnlijk ook nog beïnvloed… Regency romans beïnvloedt het volgens mij nauwelijks 🙂 (de mijne in elk geval niet, maar dat moest ook een vrolijk boek zijn)

    • Ik heb eerlijk gezegd ook even geen roman paraat waar deze weersomstandigheden een rol in spelen. Wel was men in Regency Engeland flink koude winters gewend. De paniek rond de plotselinge sneeuwval in Jane Austens Emma is daarom helemaal zo vreemd nog niet. Voor je het wist kon je ingesneeuwd raken, of omkomen van de kou.

  3. De Nederlandse schrijver Philip Dröge heeft een boek geschreven over deze vulkaanuitbarsting en de gevolgen ervan: “De schaduw van Tambora: de grootste natuurramp sinds mensenheugenis”. Zeer de moeite waard om te lezen!

  4. Over deze uitbarsting had ik nog nooit iets gelezen, maar wel over de uitbarsting van de Laki in 1783. De uitbarsting van deze vulkaan op IJsland, die 8 maanden aanhield, had ook desastreuze gevolgen: gifwolken, een daling van de temperatuur gevolgd door een enorm strenge winter, directe en indirecte sterfte van heel veel mensen en dieren. Mogelijk -er zijn wetenschappers die dit beweerden/beweren- waren de gevolgen de aanleiding tot de Franse Revolutie. Over de uitbarsting van de Laki schreef ik in 2014 een blogbericht. Toen eindigde ik met: “Het is in ieder geval een feit dat geschiedenis geen op zichzelf staand iets is. Verder blikken naar ecologische, geologische, meteorologische omstandigheden et cetera is toch wel heel belangrijk.”

  5. Wat interessant om dit te lezen. Het lijkt me beangstigend voor de mensen in die tijd, want de oorzaak wisten ze niet.
    Zojuist heb ik “Het familiegeheim van Florence Grace” uitgelezen, dat in de Victoiraanse tijd speelt, rond 1850. En toen las ik dit blog, zo bleef ik nog even in Victoriaanse sferen.

    • Het lijkt me inderdaad behoorlijk schokkend voor de mensen van toen, die niet wisten wat er aan de hand was. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat men dacht dat het einde der tijden was aangebroken.

      Bedankt voor je boektip, ik ga eens googlen!

  6. Ja, zeker! Mijn vader lachte ooit om de waarschuwingen voor sneeuw en winterbanden toen we met Kerst naar een trouwerij in Midden-Engeland gingen. Nou, we kwamen dus echt wel in de sneeuw te zitten. Gelukkig waren we voorbereid op de wintersport in
    Midden-Europa, want dat was de volgende bestemming. Wij hadden ons rijdende winterproof huisje bij ons, maar die koetsen van begin 1800 stelden niet veel voor qua bescherming, brr….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.