Thérèse Schwartze: Succesvol kunstenares in de belle époque

Vorige week deed ik verslag van het bijzondere huismuseum Paul Tétar van Elven in Delft. Op dit moment is daar een expositie te zien van een 19e-eeuwse Nederlandse kunstenares die tegenwoordig niet meer zo bekend is, maar die eigenlijk veel succesvoller was dan de schilder wiens naam het museum draagt. Thérèse Schwartze verdient dan ook een eigen blogpost, die zowel ruimte biedt aan haar verfijnde stijl als ook haar bijzondere prestatie als vrouw in de kunstwereld van haar tijd.

Faam is vluchtig: Als één naam dat bewijst, is het wel die van Thérèse Schwartze (1851-1918), portretschilderes tijdens de belle époque. Ze was een van de succesvolste Nederlandse kunstenaars van de 19e eeuw, schilderde de binnenlandse en internationale elite, en werd met haar zeer gewilde werken zelfs miljonair. Haar oeuvre bestaat uit zo’n 1000 werken. Toch kent zo’n eeuw na haar overlijden vrijwel niemand meer haar naam. Gelukkig lijkt er langzaam weer meer belangstelling te komen voor deze kunstenares en haar werk.

Zelfportret van Thérèse Schwartze op 37-jarige leeftijd. De kunstenares kreeg van het Uffizi in Florence het verzoek om een zelfportret in te zenden voor een tentoonstelling van zelfportretten van internationale kunstenaars. Een hele eer. Het resultaat was dit sprekende beeld, waarin zij met haar houding de befaamde Britse schilder Joshua Reynolds nabootst. Dat vroeg een gezonde dosis zelfbewustzijn. Voor dit portret kreeg Schwartze een gouden medaille op de Internationale Tentoonstelling in Parijs in 1889 [Publiek domein].

Voorbestemd voor de kunst

Dat Thérèse Schwartze kunstenares zou worden, lag al vroeg in haar leven vast. Geboren op 20 december 1851 in een Amsterdams kunstenaarsgezin met nog drie dochters en een zoon, was van Thérèse al op jonge leeftijd duidelijk dat zij van alle kinderen het meeste talent voor de kunsten had. En niet zo’n beetje ook.

Vader Johann Georg Schwartze (1814-1874), zelf een gewild kunstenaar binnen de beau monde van Amsterdam, was dan ook vastberaden om alles uit het talent van zijn dochter te halen. Wanneer haar school bijvoorbeeld speelkwartier had, of het voor haar klasgenoten tijd was voor handwerkles, moest Thérèse naar huis komen om het tekenen en schilderen te oefenen. Daarnaast wijdde de fanatieke vader zijn dochter in in de zakelijke kant van het kunstenaarsbestaan, zodat zij later van haar kunst zou kunnen rondkomen.

Vader en dochter. Links zien we een zelfportret van Johann Georg Schwartze (1814-1874), met rechts een door hem gemaakt portret van zijn dochter Thérèse, toen zij 16 jaar oud was [Publiek domein]. Compilatie door My inner Victorian.

Dit was behoorlijk vooruitstrevend voor een meisje van haar tijd: Niet leren borduren, maar een handwerk om te kunnen werken voor de kost. Al op haar vijftiende zou ze via haar vader haar eerste opdrachten krijgen. Thérèse zou later veel baat hebben van de lessen van haar overijverige vader, maar het was ook niet altijd leuk om constant te moeten presteren.

Van 1873 tot 1875 studeerde Thérèse aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Best bijzonder, want vrouwen werden daar pas sinds enkele jaren toegelaten, en dan uitsluitend voor theoretische lessen. Welbeschouwd behoort Thérèse Schwartze tot de voorhoede van succesvolle professionele kunstenaressen.

De paarse kamer in Museum Paul Tétar van Elven in Delft, waar momenteel een tentoonstelling over Schwartze te zien is. Hier hangen portretten van familieleden, en portretten die in opdracht van de zitter zijn gemaakt. Foto: © My inner Victorian.

Haar formele opleiding en de sturing van haar vader gaven Thérèse een goede start; maar wat beslist ook hielp waren diens connecties met de voorname families van Amsterdam. Onder andere leden van de families Van Loon, Borski en Van Lennep lieten zich door Johann Georg Schwartze op het witte doek vastleggen. Thérèse zou deze connecties tijdens haar leven uitbreiden; en de Amsterdamse beau monde zou ook voor haar een aanzienlijk deel van haar klantenkring worden.

Het koninklijk huis als vaste klant Schilderen voor de gegoede burgerij is leuk. Maar als je leden van het koningshuis tot je clientèle kunt rekenen, staat dat garant voor nog meer opdrachten in binnen- en buitenland. In 1880 kreeg Thérèse op 29-jarige leeftijd het verzoek om schilderlessen te geven aan prinses Marie, een nichtje van koningin Emma. Hiertoe verbleef ze enkele weken op paleis Soestdijk. Er moet een klik tussen de schilderes en de koninklijke familie zijn geweest, want in 1881 kreeg Thérèse de opdracht om zowel Koningin Emma alleen, als ook samen met haar dochter prinses Wilhelmina te portretteren. In de jaren die volgden, kreeg Thérèse nog vier opdrachten, waaronder een groepsportret in historisch kostuum met Koningin Wilhelmina, prins Hendrik en prinses Juliana (dat nu op Paleis het Loo hangt), een portret van prinses Juliana als baby, en hét inhuldigingsportret van koningin Wilhelmina uit 1898.

Twee portretten uit het ‘koninklijke oeuvre’ van Thérèse Schwartze. Hier zie je links een duoportret van Koningin Emma met prinses Wilhelmina (1881) en rechts het inhuldigingsportret van Koningin Wilhelmina (1898) [Publiek domein].

Thérèse is 22 jaar als haar vader overlijdt in 1874. Ze wordt, zoals haast gepland, kostwinnaar van het huisgezin, en neemt het atelier Schwartze over. Toch was er blijkbaar ook nog ruimte om te blijven studeren, want Thérèse nam in de tweede helft van de jaren 1870 schilderlessen bij onder andere Franz von Lenbach en Gabriel Max in München, en bij Jean-Jacques Henner in Parijs.

Als vrouw was het werken als kunstenaar niet bepaald gemakkelijk of vanzelfsprekend. Werk van vrouwen werd vaak automatisch als inferieur gezien. En opleidingsmogelijkheden waren beperkt. In Parijs kon Thérèse nog niet aan de École des Beaux-Artes terecht, en moest ze het dus hebben van kunstenaars die privélessen gaven aan vrouwen. En bijvoorbeeld op de academie in Den Haag konden vrouwen alleen terecht als ze tekenlerares wilden worden. Ook vond met het werken met naaktmodellen voor vrouwen volstrekt ongepast.

Nog een beperking was de onderwerpkeuze: Als vrouw kon je er niet op uit trekken om een landschap te schilderen, laat staan een steeg in een achterbuurt, of het nachtleven. Vrouwen werden vooral geacht binnen twee genres te werken: stillevens en portretten. Eigenlijk ontkwam ook Thérèse Schwartze daar niet aan.

In de Bakker-Korffkamer van Museum Paul Tétar van Elven hangen enkele doeken die Thérèse Schwartze maakte voor de kunsthandel. Zij maakte deze dus niet in opdracht, en kon hierbij vrij haar onderwerpen kiezen. We zien onder andere een Amsterdams weesmeisje (1890, midden voor) en een bruidje uit Oud-Beijerland (1895). Dit soort thema’s waren eind 19e eeuw in de mode. Foto: © My inner Victorian.

Een eigen stijl

In München zei haar mentor Karl Theodor Piloty tegen haar: “Als man zou jij zeker grote dingen bereiken. Maar jouw vrouwelijke gebrek aan zelfvertrouwen zal je belemmeren als je daar niet overheen komt.”

Of Piloty hier slechts een generalisatie gebruikte, of daadwerkelijk te veel bescheidenheid bij zijn pupil bespeurde, valt moeilijk te zeggen. Een andere bron meldt namelijk juist, dat Thérèse zeer zelfbewust was. En doorbreken, dat deed ze. Ze exposeerde veel, waaronder in de Salons van Parijs, had een groeiende internationale klantenkring en kon op den duur enorme bedragen vragen voor haar portretten. Formele erkenning bleef niet uit: In 1881 ontving ze de Grote Gouden Medaille van Koning Willem III, en in 1889 de Gouden Medaille op Internationale Tentoonstelling in Parijs. Als vrouw slechtte zij ook enkele barrières: Zo was zij in 1883 als eerste vrouw ooit jurylid bij de Internationale Tentoonstelling in Amsterdam, en werd ze in 1896 als eerste vrouw Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Dit portret in de paarse kamer sprak mij erg aan; van de details in het gezicht van deze mooie dame, tot de stof van haar japon, en haar enigszins nonchalante houding. Helaas liep het levensverhaal van de geportretteerde, Cateau den Tex-Biben, niet gelukkig af. Zij gold als beauty binnen de elite van Amsterdam, maar was niet vermogend. Een jaar na het vervaardigen van dit portret trouwde ze met de rijke Jonkheer Mr. Dr. Jacob den Tex. Helaas stierf Cateau al in 1889 bij de geboorte van hun tweede kind [Publiek domein].

Wat aanspreekt in de werken van Thérèse Schwartze is de enorme levendigheid die ze in de portretten weet te leggen. Dit komt deels doordat zij met pastelkrijt ontzettend snel een schets kon maken, en het moment op papier kon vangen. Zij zette echte karakters neer: geen mooie poppetjes, maar individuen. Dit in tegenstelling tot veel portretten uit de eerste helft van de 19e eeuw, die hun onderwerpen nogal konden verfraaien. Een deel van de eigenheid van de geportretteerden komt tot uiting in de keuze voor hun kleding en andere attributen binnen het portret. Thérèse was uiteraard bij de hele compositie betrokken.

Als schilderes is Thérèse Schwartze een kind van de gehele 19e eeuw: De compositie van veel van haar portretten is op het oog vrij klassiek te noemen, terwijl haar toets opvallend los en daarmee modern is. Hierdoor krijgen haar portretschilderingen naast een sterk gevoel van realisme en evenwicht tegelijkertijd iets dromerigs. Dit wordt versterkt doordat ze er soms voor kiest om een deel van een portret (bijvoorbeeld het gezicht) zeer gedetailleerd neer te zetten, en de stoffen van de kleding veel speelser aan te zetten. Hiermee krijgt een portret een levendige dynamiek, en een focus die zich laat vergelijken met de scherptediepte van een fotoportret.

Prachtige lichte en speelse kleuren en een mooi gevoel voor diepte op dit portret van Mia Cuypers uit 1886. De waaier en de stof van haar oosterse gewaad kun je bijna aanraken. De keuze voor de oosterse stijl is niet voor niets: Mia werd in 1883 verliefd op een Chinees-Engelse koopman, wat men in die tijd niet gepast vond. Hier trok zij zich echter niets van aan, en het interculturele koppel trouwde in 1886 [Publiek domein].

Schwartzes kleurgebruik is net als die van veel van haar tijdgenoten relatief donker; maar tegelijkertijd zit er door haar kleurkeuze vaak een lichtheid in, die mij persoonlijk erg aansprak. Het maakt veel werken opgewekt, en geeft ze een bepaalde energie, wat weer de levendigheid van de portretten ten goede komt.

Een bijzondere vaardigheid van de kunstenares was dat zij daadwerkelijk verschillende stijlen in de vingers had. Binnen haar werk combineerde zij invloeden van de romantiek, het realisme en het impressionisme, en ze kon op verzoek van haar klanten zowel moderne als ook klassieke portretten vervaardigen. Dit verschil werd tijdens de tentoonstelling mooi geïllustreerd aan de hand van twee gezinsportretten.

In de hal van het museum hangen naast elkaar twee sprekende gezinsportretten: Links dat van de familie Van Ogtrop (1906), en rechts dat van de familie Boissevain (1916). Het echtpaar Boissevain vond het eerstgenoemde schilderij echter veel te modern qua compositie en kleurstelling, en vroeg om een klassieker groepsportret. Dat was voor de veelzijdige Schwartze geen enkel probleem, zoals we kunnen zien. De compositie van De zes dochters Boissevain toont een klassiekere opstelling, een brave omlijsting en donkerder kleurgebruikt. Daarnaast verwijst de houding van het hangende meisje op de balustrade naar de engeltjes van Raphael, en de hoed met veer naar de Nederlandse Gouden Eeuw. Foto: © My inner Victorian.

Succes en kritiek

Wie talent, lof en (commercieel) succes ten deel valt, oogst haast onherroepelijk ook kritiek. Bij Thérèse Schwartze kwam die voornamelijk uit de hoek van een groep vooruitstrevende Nederlandse kunstenaars, vooral de Tachtigers, die vonden dat echte bezielde kunst in het vastleggen van de zelfkant van de samenleving lag. Wie wilde er nu de zoveelste saaie rijke juffrouw geportretteerd zien, als je ook donkere stegen en doorleefde armoede kon portretteren? De Kunst moest juist van haar elitaire karakter af. Daarnaast vonden de kritische kunstenaars – die heus Schwartzes talent wel zagen – dat het zonde was dat zij haar gave inzette voor betaalde opdrachten. Het betekende in de ogen van critici dat zij creatief gezien naar de pijpen van haar bourgeoise clientèle moest dansen. Daar kwam toch geen ware kunst uit voort?

Geweldig, dit zelfbewuste fotoportret van Thérèse Schwartze in haar ruime atelier aan de Prinsengracht. Om de gevierde kunstenares heen staan haar doeken, waarvan er enkele ook op de huidige tentoonstelling te zien zijn. Ik ken dit soort foto’s van 19e-kunstenaars in hun atelier verder alleen van mannelijke schilders. Denk aan Sir Frederick Leighton en John Everett Millais. Dat Schwartze zich op dezelfde manier liet vastleggen getuigt van zelfvertrouwen en zelfbewustzijn; zij stond op dezelfde hoogte als haar mannelijke collega’s [Publiek domein].

Er valt misschien wel iets te zeggen voor de eventuele creatieve beperkingen waarbinnen Schwartze moest werken, wanneer ze in opdracht schilderde. De klant is koning, uiteraard. Aan de andere kant kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er in de kritiek van voornamelijk mannelijke kunstenaars een dosis jaloezie schuilde. Ze was tijdens haar leven succesvoller dan zij, en voldeed daardoor niet bepaald aan het stereotype van de arme kunstzinnige kerkrat.

Daarnaast geloof ik dat haar mannelijke collega’s over het hoofd zagen voor welke extra uitdaging Schwartze wél stond: die van het vrouw-zijn. Als zij het al zou hebben gewild, zouden dagenlange trektochten op zoek naar een onderwerp in de krochten van de maatschappij niet goed mogelijk zijn geweest. Hangen in een café tot in de vroege uurtjes, bij het ochtendgloren de dienstmeisjes schetsen: Het zat er niet in. Bovendien was het ongelofelijk bijzonder dat Schwartze überhaupt betaald werk had, dat ze ervan kon rondkomen, en nota bene kostwinnaar was.

Het gebeurt niet vaak dat ik bij een kunstenaar zijn of haar financiële succes zo benadruk, maar in het geval van Thérèse Schwartze was het écht bijzonder. Haar uitzonderingspositie op zo veel vlakken zou dan ook een groep jonge vrouwelijke kunstenaars inspireren: De Amsterdamse Joffers. Binnen deze club ambitieuze, ongetrouwde vrouwen bevond zich onder andere Schwartzes nichtje Lizzy Ansingh (1875-1959).

Ook dit portret sprak me erg aan, vanwege de rustige maar vrolijke blik van de geportretteerde. Je krijgt het gevoel dat er een heleboel humor achter zit. Thérèse kende de dame goed, want met deze medekunsternares, Wally Moes (1856-1918), ging zij in januari 1884 voor drie maanden naar Parijs. Hier schilderden zij samen in hetzelfde atelier, en exposeerden op de Parijse Salon – met gemengd succes. Het portret is in deze periode gemaakt [Publiek domein].

Expositie in Museum Paul Tétar van Elven

Tijdens haar leven exposeerde Schwartze veel, zowel nationaal als internationaal. Helaas raakte zij in de 20e eeuw vrij snel vergeten. Daarbij heeft het ongetwijfeld niet geholpen dat zich van Schwartzes enorme oeuvre van wel 1000 werken meer dan 850 in privébezit bevinden. De laatste jaren is er weer meer belangstelling voor haar werk. De huidige tentoonstelling Thérèse Schwartze – Haar klant was koning in Museum Paul Tétar van Elven biedt een mooi overzicht van haar leven en werk.

Het portret van kroonprinses Juliana uit maart 1910. Foto: © My inner Victorian.

Het museum heeft de tentoonstelling in vier thema’s onderverdeeld. Zo vinden we in de hal haar collectie werken die ze maakte voor het Nederlandse koningshuis, en in de paarse kamer portretten van familieleden en voorname klanten. Bijzonder persoonlijk zijn de portretten van enkele vriendinnen op de overloop van de eerste verdieping. Daarnaast biedt de oorspronkelijke slaapkamer op de eerste verdieping, de Bakker-Korffkamer, een overzicht van portretten die ze vrij maakte (zonder opdrachtgever, dus) om op de kunstmarkt te verkopen. Hier zijn de onderwerpen gevarieerder, zoals een bruid in klederdracht, Italiennes, en Amsterdamse weesmeisjes. Dit soort scènes waren geliefd bij het Victoriaanse publiek.

Dit portret van een bruidje in klederdracht uit Oud-Beijerland uit 1895 vond ik een van de mooiste uit de collectie vrije werken die op de expositie te zien zijn. Het licht straalt van de bruid en haar sieraden. Foto: © My inner Victorian.

De tentoonstelling in Museum Paul Tétar van Elven is zeer de moeite waard om te bezoeken, enis nog te zien tot en met 8 mei 2022. Vergeet niet om bij de kassa de tentoonstellingsfolder mee te nemen: Het is wel zo leuk om meer te weten te komen over de personen die je vanaf het doek zo levendig aanstaren.

Voor mij was Thérèse Schwartze echt een verrassende ontdekking, en inmiddels ben ik wel fan van deze creatieve en ondernemende vrouw. Mr. W. kocht voor mij als valentijnscadeau het boek Thérèse Schwartze – Painting for a Living van Cora Hollema en Pieternel Kouwenhoven. Daar ga ik nu maar eens van genieten. Met een kopje thee!


Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
Cora Hollema: Thérèse Schwartze, Haar klant was koning. Brochure bij de tentoonstelling in Museum Paul Tétar van Elven, 2021-2022.
Hanna Klarenbeek: ‘High working and high living’: The Dutch portraitist Thérèse Schwartze (1851-1918) in Paris. In: Oud Holland – Journal for Art of the Low Countries (15 mei 2020).
Schwartze, Therese (1851-1918), lemma in het Vrouwenlexicon van het Biografisch Portaal van Nederland.
Thérèse Schwartze bij het Joods Virtueel Museum.
Thérèse Schwartze op Wikipedia.org.
Thérèse Schwartze bij RKD.nl.

5 gedachten over “Thérèse Schwartze: Succesvol kunstenares in de belle époque

  1. In mijn jeugd woonde ik dichtbij het Paleis het Loo. Daar gingen we regelmatig naar toe, vooral naar het bos, maar ook naar de Koninklijke Stallen want het Loo werd toen verbouwd. Later werkte ik in een verpleeghuis achter het huis waar ik opgroeide en toen gingen we met de bewoners wel eens naar paleis ‘t Loo. De schilderijen van koningin Emma, koningin Wilhelmina en Het baby portret van de latere koningin Juliana heb ik er vaak gezien. Wat leuk dat ik nu weet wie deze schilderijen gemaakt heeft.

    • Wat leuk dat je zo vaak op Paleis het Loo geweest bent. Ik ben er pas één keer geweest, maar als ze in april weer open gaan, ga ik er graag weer eens naar terug. Ik ben benieuwd naar de verbouwing.

  2. Een aantal schilderijen van de koninklijke familie kende ik wel, maar de kunstenaar niet. Verrassend dat dit een vrouw blijkt te zijn. Een bijzondere vrouw, een bijzondere geschiedenis.

  3. Goed geschreven stuk, zonder sentimentele kul.
    Millais was trouwens ook een sir. Leighton was uiteindelijk zelfs een lord, hoewel maar voor één dag.
    De foto van Schwartze in haar atelier is van 1903 en komt uit een serie van de firma Hertz, gefotografeerd door Sigmund Löw, van kunstenaars in Amsterdam en Den Haag – en daar zitten opvallend veel vrouwen tussen. Relatief dan, want alleen al in de 19e eeuw waren er in Nederland meer dan 1100 schilderessen werkzaam.
    De serie is overigens te vinden op de webstek van het Rijksmuseum.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.