Het was inmiddels alweer lang geleden, maar een museumbezoek blijft voor mij altijd een fijn uitje. Het is bovendien iets waar ik jullie graag over vertel. Daarbij is mijn favoriete categorie die van de huismusea, waarbij huiseigenaren hun huis en inboedel voor het nageslacht hebben willen bewaren. Nu het weer kan, bezochten Mr. W. en ik het bijzondere Museum Paul Tétar van Elven, ondergebracht in het woonhuis van de 19e-eeuwse schilder in Delft.
In de afgelopen jaren hebben Mr. W en ik verschillende huismusea bezocht. Daarmee bedoel ik overigens geen koninklijke paleizen, maar particuliere woonhuizen, vaak in het bezit van gegoede burgers uit de middenklasse of van een enkel lid van de lage adel. De meeste van deze huizen behoorden toe aan kunstenaars, die bij leven bijzondere verzamelingen hadden aangelegd. Denk hierbij aan de musea van Leighton, Soane, Sambourne en Dickens in Londen, of het Klunkehjemmet en Bakkehus in Kopenhagen.
Toevallig bevinden zich alle huismusea waarover ik op mijn blog bericht heb, buiten Nederland. Ons land kent gelukkig ook enkele zeer mooie huismusea die op mijn wensenlijstje staan, maar juist toen Mr. W. en ik onze ‘grand tour’ in eigen land hadden uitgestippeld, brak de pandemie uit. Bijna twee jaar later kunnen we onze plannen eindelijk gaan inhalen. En daarbij beet Museum Paul Tétar van Elven in Delft het spits af.
Leraar, kopiist en verzamelaar in Delft
Het huismuseum aan de Koornmarkt 67 in Delft ontleent zijn naam eenvoudigweg aan de schilder-verzamelaar die er gedurende 30 jaar woonde, en het huis en zijn collectie aan de gemeente Delft naliet.
Paul Tétar van Elven werd in Antwerpen geboren op 13 september 1823, als jongste binnen een artistiek gezin. Zijn moeder was de tweede vrouw van zijn vader, en uit het eerste huwelijk had Paul twee veel oudere halfbroers die beiden een kunstenaarsopleiding hadden genoten. Ook zijn oudere zus was kunstenares, zij het als amateur. Het gezin was katholiek, en de elegante achternaam doet wellicht een voorname afkomst vermoeden.
Maar niets is minder waar: Pauls vader, Hendrik Lambertus van Elven, koos ervoor om de achternaam van zijn eerste vrouw, Tétar, na haar overlijden vóór die van hemzelf te plaatsen. Of dat was uit een gevoel van aspiratie, ware liefde, of om een andere reden? Dat zullen we waarschijnlijk nooit weten. Vader Van Elven had een baan als ambtenaar binnen het koninkrijk, maar was oorspronkelijk schoenmaker geweest. Ook de beide grootvaders van Paul waren schoen- en laarzenmaker geweest. Eén ding is zeker: In de familie Van Elven was een zekere ambitie te bespeuren; een drang naar een hoger bestaan in een verfijnde omgeving.
Toen het voor Paul tijd werd om te gaan studeren, waren er grote spanningen tussen de noordelijke en de zuidelijke provincies van het Koninkrijk der Nederlanden. Als Nederlandse familie was het daarom beter om na 1830 het afgescheiden België te verlaten, en zich in Amsterdam te vestigen. Daar startte Tétar zijn vorming in de kunsten: eerst aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, en later aan de Academie van de Schone Kunsten in Den Haag.
De jonge kunstenaar ontwikkelde zich als een redelijk getalenteerde tekenaar en schilder, maar was geen kunstzinnig genie. In zijn techniek en onderwerpkeuze bleef hij behoudend. Hij vervaardigde vooral historische genrestukken en kopieën van 17e-eeuwse meesters. De kranten gaven wisselende recensies van zijn originele werken. Naast lofuitingen en een aantal medailles voor geprezen werken, ontving hij ook enkele genadeloze kritieken.
Van zijn kunst alleen kon Tétar niet leven. Gelukkig kreeg hij in 1854 een aanstelling als docent ‘vrij tekenen’ aan de voorloper van de TU Delft. Deze post zou hij aanhouden tot aan zijn pensionering in 1894. Hij was een docent die goed was in zijn vak, en die tevens geliefd was bij zijn leerlingen en collega’s.
Hoewel hij op dat moment nog geen vast inkomen had, trouwde hij in 1853 met Louise Schmit (1823-1883). Hun huwelijk was warm, maar bleef kinderloos. Van Louise wordt gezegd dat zij ziekelijk was, wat mogelijk hiermee samenhing (herhaalde miskramen vielen tenslotte ook onder de noemer ‘ziekelijk’). Ondanks de gezondheidsproblemen maakte het paar enkele reizen naar Duitsland, Frankrijk en Italië. Daarnaast deelden ze hun levenslange interesse voor muziek – Louise speelde piano – en speelden ze samen in muziekgenootschappen. Ze genoten echter samen ook van het huiselijk leven, waarvan nog enkele schetsen in Tétars schetsboekjes getuigen. Persoonlijk vind ik deze kleine werkjes behoren tot de mooiste van zijn hand.
Het huis aan de Koornmarkt 67 in Delft, het huidige museum, kocht Tétar van Elven in januari 1864. De verhuizing naar het mooie historische pand werd mogelijk door een salarisverhoging aan de Polytechnische School. Later in zijn leven zou Tétar van Elven een mooie collectie porselein, kunstwerken en meubels verwerven, gefinancierd door zijn succesvolle beleggingen in de spoorwegen. En omdat hij dit alles uiteindelijk naliet aan de gemeente Delft – onder de voorwaarde dat zijn huis een museum zou worden – kunnen wij er nu ook nog van genieten.
Op bezoek bij Paul Tétar van Elven
Het huis dat de historische schilder kocht, stond er al sinds de 16e eeuw. Het heeft daarna meerderde verbouwingen doorgemaakt, zowel vóór als na de 19e eeuw. Zoals we zullen zien aan Tétars atelier op de eerste verdieping, zal het deels nog 17e-eeuwse karakter van het pand hem enorm hebben aangesproken. Een betere setting voor een schilder van historische genrestukken kun je je haast niet bedenken.
Bij binnenkomst in het huis vind je, net als de gasten van Paul en Louise destijds, aan de rechterzijde van de hal als eerste de salon. Deze kamer was echt een publieke ruimte, bedoeld om je gasten te laten zien dat je een goede smaak had, en wist hoe het hoorde. Het echtpaar Tétar van Elven hoorde hierin met hun burgerlijke interieur duidelijk bij de trendvolgers, en zullen vast bewonderende en goedkeurende blikken van hun bezoekers hebben geoogst.
De kamer is eigentijds ingericht – bomvol, dus – met originele historische meubelen en 19e-eeuwse neo-varianten. Zo is het gezellig theezitje in het midden 18e-eeuws antiek, en zijn de stoelen tegen de wand ontwerpen uit de 19e eeuw. Het tapijt is een zogenaamd handgeknoopt ‘Deventer tapijt’, wat in de tijd van Tétar stond voor kwaliteit en goede smaak. Het is nog steeds in goede conditie, en versterkt de knusse aankleding van de kamer. De wandbekleding is 19e-eeuws machinaal velours, wat een warme uitstraling geeft. Echte warmte geeft de ‘moderne’ Victoriaanse haard, en licht om ‘s avonds bij te lezen komt van een ‘moderne’ olielamp.
Aan de muren hangen werken van Tétars hand, waaronder zijn zelfportret en zijn portretten van zijn vrouw Louise, zijn moeder en zijn nichtje Marie, van wie hij voogd was. Naast enkele originele stukken hangen er eveneens kopieën van historische werken. Aan de muren zien we porseleinen borden, zowel afkomstig uit China en Japan, als ook uit het eigen Delft. Ander porselein, zoals Japanse imari-vazen en theeserviesjes, staan her en der in het vertrek opgesteld. Alles aan de salon is ingericht volgens de geldende Victoriaanse smaak – en ik vond het dan ook erg bijzonder om mijn ogen in deze ruimte de kost te mogen geven.
Via de salon lopen we door naar de eetkamer. Mijn eerste gevoel was dat deze wel erg klein en vol oogde. Grote diners zullen hier niet hebben kunnen plaatsvinden. De knusheid van een salon past natuurlijk niet bij een ruimte waar geserveerd en gegeten moet worden – en in de Victoriaanse tijd werd de primaire functie van een kamer zeer belangrijk gevonden. Ondanks dit gevoel van propperigheid gleed mijn oog dankbaar langs de mooie gedekte eettafel (voor drie personen), de buffettafel met elegante schalen, en de indrukwekkende kast met porselein. Daarna ging mijn blik langs het wijnrode handgemaakte veloursbehang, enkele kunstkopieën van Tétar, en…. een naaitafel?
Het gevoel dat er iets niet helemaal klopte in het interieur werd voor mij bevestigd door de aanwezigheid van de naaitafel (inclusief zak) en bijpassende stoel in de hoek naast de eettafel. Deze attributen waren typisch vrouwelijk en waren weliswaar niet helemaal privé, maar ook zeker niet geschikt voor de publieke functie van een eetkamer.
Aangezien het echtpaar Tétar van Elven zich in de salon zo lijkt te hebben ingezet om in de ogen van de gecultiveerde burgerij niet uit de toon te vallen, lijkt het me sterk dat deze meubels oorspronkelijk in deze ruimte hebben gestaan. Ditzelfde geldt voor het wat vrouwelijk aandoende haardscherm. De vraag die daar natuurlijk logischerwijs op volgt is: waar hebben ze dan gestaan?
Historische reconstructie en verschillende perspectieven
Want wat ik miste in het huis was een plek voor de vrouw des huizes. In veel Victoriaanse middenklassewoningen werd er als het even kon – hoe klein ook – ruimte gemaakt voor een ‘vrouwelijke’ kamer, waar de vrouw des huizes kon zitten. Hier kon zij dan met name ’s ochtends bijvoorbeeld naaiwerk verrichten en bezoek ontvangen. In een dergelijk vertrek hoorden dus ook de naaitafel met stoel, en het haardscherm.
Op de plek waar zich nu de zogenaamde ‘paarse kamer’ (waarover zo meer) en een recent gecreëerde expositieruimte bevinden, lagen ten tijde van Tétar een plaatsje met wc en kolenhok, keuken, tuin én tuinkamer. Het ligt voor de hand dat de tuinkamer de plek is waar de naaitafel van mevrouw Tétar van Elven heeft gestaan.
Zoals gezegd bevindt zich achter de eetkamer tegenwoordig ‘paarse kamer’. Dit vertrek heeft een weelderige 18e-eeuwse aankleding, en is tegenwoordig ingericht als expositieruimte. Hoewel ik eerst even dacht dat deze ruime kamer dan wel de echte eetkamer zou zijn geweest, bleek niets minder waar. Deze kamer was er niet eens ten tijde van Paul Tétar van Elven, maar is in de jaren 1970 gebouwd en geïnstalleerd om een passend interieur uit een ander Delftse woning aan Wijnhaven 9 te huisvesten.
Het is natuurlijk geweldig dat het historische interieur op deze manier mogelijk van de sloop is gered. Ook past deze werkwijze bij de ideeën over restauratie uit het midden van de 20e eeuw. Als geïnteresseerd bezoeker anno 2022 had ik echter graag ter plekke vernomen van dit historisch knip-en-plakwerk; nu las ik er slechts achteraf over in het museumboek, dat ik in het museumwinkeltje gekocht heb. Een klein bordje bij de ingang van het vertrek had bezoekers kunnen informeren over de historische werkelijkheid van het pand. Het zou een accurater beeld kunnen schetsen van de omvang van de 19e-eeuwse kunstenaarswoning (niet al te groot, maar wel met een tuin), en de voorzieningen die erbij hoorden (vermoedelijk een niet al te ruime keuken, en een plee buitenshuis.
Via een klein gangetje, waar een rek met prachtige porseleinen borden hangt, vervolgden Mr. W. en ik onze weg naar een in de 20e eeuw gecreëerde expositieruimte, die echter smaakvol historisch was ingericht. Hier hingen schilderijen van de Amsterdamse schilderes Thérèse Schwartze, over wie ik binnenkort meer zal vertellen. Wij kozen de trap naar de eerste verdieping, waar zich een slaapvertrek (nu een expositieruimte) en de belangrijkste vertrekken van de heer des huizes bevonden: zijn atelier en de bibliotheek.
Tijdreis op de eerste verdieping
Het atelier moet voor Tétar van Elven een geweldige plek zijn geweest om te werken. We bevinden ons namelijk plotseling in een 17e-eeuws vertrek, waarbij de grote klassieke haard de blikvanger van de kamer is. Net zoals ik een liefhebber ben van historische 19e-eeuwse interieurs, moet de Victoriaanse schilder met een liefde voor de Gouden Eeuw enorm blij zijn geweest met zo’n unieke setting om zijn werken in te vervaardigen. De schouw heeft Tétar verfraaid met degens en allerhande 17e-eeuws schietgerei. Verderop staan hellebaarden, miniatuur-kanonnen, en een tafel met stoelen die (als ik het goed heb) ook uit de 17e-eeuw afkomstig zijn. De verschillende rekwisieten kwamen ongetwijfeld goed van pas bij het creëren van historisch scènes.
Op de wand links van de haard en boven de deuropening hangen kunstkopieën van Tétars hand, die we allemaal wel wel zullen herkennen: onder andere Rembrandts De Nachtwacht, De Stier van Potter en De Anatomische Les van Dr. Tulp van wederom Rembrandt. Direct naast de haard hangt dan weer een origineel werk van Tétar zelf, namelijk Het Verzoek om Genade aan Prins Maurits door de Moeder en de Echtgenote van Reinier van Oldenbarnevelt in 1823. Het is een van zijn meest succesvolle werken, en toevallig ook het vroegste dat we van hem kennen, namelijk uit 1846. Hij ontving er een dubbele zilveren medaille voor van het genootschap Felix Meritis uit Amsterdam.
Wanneer we met onze rug naar de haard gaan staan, kan de aanblik haast niet anders zijn. We zijn plotseling weer in de 19e eeuw beland. In een zijkamer bevindt zich namelijk de zogenoemde goudleerkamer, die dienst doet als bibliotheek. Het interieur is eclectisch, maar ademt de sfeer uit van een Victoriaans-mannelijk vertrek. De kamer doet met zijn schouw met draperieën denken aan de herensalon in het Victorian Home in Kopenhagen. Zou Tétar hier zijn lessen hebben voorbereid, en zijn geliefde 17e eeuw hebben bestudeerd?
De enige andere ruimte op de eerste verdieping – naast de overloop – is een ruime slaapkamer, die direct boven de eetkamer ligt. Helaas is hiervan niets overgeleverd: Alledaagse gebruiksvoorwerpen zoals die uit de keuken of slaapkamer vond men lange tijd niet de moeite waard om te bewaren. De kamer is nu een expositieruimte.
Tot slot gaat er nog een 16e-eeuwse wenteltrap naar zolder, waar ooit het dienstmeisje sliep. Daarnaast zal er het één en ander opgeslagen hebben gestaan. Op zolder is het officieuze museumdepot, met enkele verlaten schilderijen en meubelstukken, een paspop en een linnenpers. Daarnaast zijn er enkele vitrines die Tétars porseleinverzameling tentoonstellen: Kunststukken waarvoor op de lagere verdiepingen geen plek is.
Ik vroeg me af of dit bij de verwachting past die Tétar over het door hem na te laten huis-cum-museum had. Zou hij hebben kunnen bevroeden dat zijn geliefde porselein voor een deel op zolder zou komen te staan, eventueel ten gunste van zijn eigen dagelijkse interieur? Ik stel me zo voor dat hij uiteindelijk meer waarde hechtte aan zijn verzameling dan aan de naaitafel. Maar zo gaat het met historische interesses: Ze komen en gaan, en wat ooit gewone alledaagse items waren, worden eens bijzonder en antiek. Dat geldt voor Tétars 17e eeuw, en voor ‘mijn’ 19e eeuw. En zo verschillen wij niet veel van onze historische voorgangers.
Een museum voor het nageslacht
Paul Tétar van Elven zou tot 1894 in het huis aan de Koornmarkt blijven wonen. Zijn geliefde vrouw Louise stierf in 1883. Reeds in 1884 trouwde Tétar opnieuw, met Mechelina Maria Josephina van Duuren. Zij was 30 jaar jonger dan hij, en zou hem ruimschoots overleven. Op 28 februari 1896 overleed de schilder, 72 jaar oud. Hij liet het huis in Delft met zijn kunstverzameling na aan de gemeente Delft, met de bedoeling dat het een museum zou worden na de dood van zijn vrouw. Zij stierf uiteindelijk in 1925.
In de zomer van 1927 was het dan zover, en werd het Museum Paul Tétar van Elven officieel een feit. Het is dankzij de gulheid van de schilder-verzamelaar, en de daadkracht van de gemeente Delft en vele anderen, dat wij nu nog van dit stukje 19e-eeuwse geschiedenis kunnen genieten.
Zoals ik al een aantal keer noemde, biedt het museum ruimte aan exposities. Op dit moment is er tot en met 8 mei 2022 een tentoonstelling over Thérèse Schwartze (1851-1918) te zien. Zij is beslist een eigen blogpost waard, dus hierover vertel ik jullie graag volgende week. Tot dan!
Ik ga maar weer eens thee zetten. Ik heb nog een kruidige decemberthee in de kast staan.
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
Museum Paul Tetar van Elven: Kleinood aan een Delftse gracht.
Museum Paul Tetar van Elven: Uit de schetsboekjes van Paul Tetar van Elven.
Paul Tétar van Elven op Wikipedia.org.
Martinus Gerardus Tétar van Elven op Wikipedia.org.
Paul Tetar van Elven op RKD.nl.
Carolina Josephina Tetar van Elven op RKD.nl.
Wat een leuk artikel. Behalve het Huis van Gijn (staat al lang op mijn verlanglijstje) kende ik het verschijnsel ‘huismuseum’ niet.
Dank je wel, Barisca! Het Huis van Gijn staat zeker ook op mijn verlanglijstje!
Heel inspirerend! Ga me ook maar eens verdiepen in een huismuseumtour…
Wat leuk! Nederland heeft meer huismusea dan je zou denken. Ik ben zelf positief verrast :-).
Ben al bezig de reis naar Delft te plannen, dankjewel voor de tip!
Veel plezier! Ik ben benieuwd wat je ervan vond. Vandaag verschijnt mijn blogpost over Thérèse Schwartze.