De Kleine Zeemeermin, De Nieuwe Kleren Van De Keizer: Wie is er niet opgegroeid met de sprookjes van Hans Christian Andersen? Deze Deense schrijver groeide op in de Gouden eeuw van Denemarken (1800-1850). Als je door Kopenhagen wandelt – zoals ik laatst deed – kom je op verschillende plekken waar Andersen gewoond heeft en die een inspiratie waren voor zijn sprookjes. Wie was de man achter deze fantasierijke verhalen?
Hans Christian Andersen werd geboren in 1805 in Odense: een kleine stad ten westen van Kopenhagen. Op zijn 14e verliet hij het ouderlijk huis om in Kopenhagen beroemd te gaan worden als acteur in de theaters van de hoofdstad. Hij had een bescheiden opleiding gehad, maar hij kwam zeker niet uit een welgesteld gezin. Daarom werd en bleef hij voor zijn levensonderhoud afhankelijk van rijke mensen, die de arme jongen wilden helpen in zijn toekomst. Dat hem dit lukte, ondanks het feit dat hij een aantal merkwaardige karaktereigenschappen had (daarover hieronder meer), mag eigenlijk als best bijzonder worden beschouwd.
Sprookjes in de 19e eeuwse wereld
De schrijver bracht vanaf zijn 14e vele jaren door in het Kopenhagen. Hij heeft de stad dan ook goed beschreven en het leuke is dat hij uit de details van het stadsleven de inspiratie voor zijn sprookjes haalde. Zo zijn de ogen van de hond in het sprookje De Tondeldoos “zo groot als de Ronde Toren in Kopenhagen.”
Een ander leuk voorbeeld van hoe de veranderingen in de 19e eeuw in zijn sprookjes voorkomen, is het sprookje De Oude Straatlantaarn. In 1857 bouwde een Engelse fabrikant de eerste gasfabriek van Kopenhagen. Het gevolg was dat Kopenhagen moderne gaslantaarns kreeg en de oude olielampen werden vervangen. Hans Christian Andersen schreef een prachtig sprookje over een zielige oude olielantaarn, die verdriet heeft dat ze wordt afgedankt. Zij overdenkt haar laatste nacht als brandende lantaarn, en de band met de nachtwaker die haar altijd aanstak. Ook de nachtwaker was immers overbodig geworden. Een mooi sprookje over voorbijgaande tradities en de minder leuke kanten van technologische vooruitgang.
Nog zo’n bekend sprookje is Het Lelijke Jonge Eendje. Dit verhaal gaat eigenlijk vooral over de ervaringen van Hans Christian Andersen zelf. Met zijn 1 meter 85 was de schrijver voor zijn tijd uitzonderlijk lang (wel 20 cm langer dan de gemiddelde Deen) en volgens tijdgenoten had hij een “buitengewoon lelijk gezicht”. Het sprookje bevat veel meer geweld dan de kinderversie die de meesten van ons kennen.
Ik schrok eigenlijk wel van al dat geweld. Tegelijkertijd laat dit juist een interessant inkijkje in de 19e eeuw zien: Mensen konden in het openbaar heel bot over iemands uiterlijk zijn – en iemand erom veroordelen. Een mooi voorkomen stond voor een goed innerlijk; een lelijk uiterlijk weerspiegelde iemands slechte karakter.
Ik zal niet ontkennen dat mensen ook tegenwoordig erg onaardig kunnen zijn over iemands uiterlijk, maar in de 19e eeuw was men daarin veel directer, opener en had men minder oog voor de psychologische schade die zo’n veroordeling kon veroorzaken. Dat het veroordelen van lelijkheid gedurende de hele 19e eeuw speelde, zie je ook terug in de bekende kinderboeken van Frances Hodgson Burnett (bijvoorbeeld A Little Princess uit 1905).
Socializen in Kopenhagen
Hans Christian Andersen voelde zich in zijn leven vaak buitengesloten en onbegrepen. Dit had echter zeker niet alleen met zijn uiterlijk, maar ook met zijn eigen sociale vaardigheden te maken.
Uit verschillende anekdotes uit zijn leven blijkt dat de schrijver moeite had met het begrijpen van gedrag en reacties van anderen, dat hij het moeilijk vond om relaties aan te gaan, en dat hij de geldende sociale omgangsvormen beslist niet in de vingers had. Daarnaast was hij vaak verongelijkt, arrogant en boos. Niet echt een ideale combinatie dus.
Zijn hele leven lang werd Hans Christian Andersen ondersteund door anderen; iets wat hij volledig vanzelfsprekend vond. Hij had zijn week zo ingedeeld dat hij iedere dag van de week bij een andere familie mee dineerde. Lekker handig. Daarnaast vond hij het als jongeling doodnormaal om stukken tekst van andere schrijvers te gebruiken, “omdat hij die zo mooi vond.”
Ook kon hij zomaar ongevraagd komen binnenvallen bij een rijke heer om dan bij de dienstbode zijn hele levensverhaal te vertellen. En in de tijd dat hij in de rosse buurt van Kopenhagen woonde snapte hij niet dat zijn buurmeisje, “wier vader elke avond thee kwam drinken”, toch altijd zo verdrietig was. Tsja, waarom zou dat nou zijn geweest? Qua gevoelens van anderen en ‘mijn en dijn’ had hij werkelijk een plaat voor zijn kop.
Grappig genoeg heeft deze eigenschap hem ook verder gebracht, omdat welgestelde begunstigers zagen dat hij het niet alleen zou redden – en omdat hij met zijn botheid mensen soms zo verraste, dat ze geen ‘nee’ konden zeggen.
Ondanks zijn sociale ongemakkelijkheid klom hij dus wel degelijk op tot in de hoogste kringen van Kopenhagen. Zo was hij een vaak geziene gast bij de bekende schrijver Lyne Rahbek en zijn vrouw Kamma, die buiten de stadsmuren woonden in het mooie Bakkehuset. Hier kwamen schrijvers en andere intellectuelen samen. Het is dan ook op deze plek waar Hans Christian Andersen de inspiratie kreeg om ook schrijver te worden.
Aan het einde van zijn leven zou hij zelfs vaak te gast zijn bij de Deense Koninklijke familie. Zo mocht hij eens chocolademelk komen drinken bij de koningin op de Amalienborg. Een hele eer! En op zijn begrafenis in 1875 waren de koning en de kroonprins aanwezig.
Op bezoek bij Dickens
Hans Christian Andersen reisde tijdens zijn leven veel. Onder andere ook naar Engeland, waar zijn vertaalde sprookjes populair waren. In 1847 werd de Deense schrijver uitgenodigd bij de Countess of Blessington in Londen. Daar ontmoette hij voor het eerst Charles Dickens, die hij al langere tijd erg bewonderde. Ook in het echt vond hij zijn idool geweldig! Na deze ontmoeting bleven de twee elkaar schrijven, hoewel dit vanuit de kant van Charles Dickens niet bepaald van harte ging. Uit teksten van die tijd blijkt dat Hans Christian Andersen zich redelijk opdringerig gedroeg. En het werd nog erger…
In juli 1856 nodigde Dickens zijn Deense collega uit om hem te komen bezoeken. Het was een vage uitnodiging, en misschien wel eentje waarvan de Engelse schrijver niet dacht (of hoopte?) dat Andersen erop in zou gaan. Andersen hapte echter gretig toe en liet meteen aan de pers weten dat hij naar Engeland zou komen. Dickens kreeg dit echter pas na enkele maanden door, en kon het bezoek dus niet meer weigeren.
‘Een logé en een vis blijven drie dagen fris.’
Dit gezegde ondervond de familie Dickens aan den lijve. Andersen klaagde bijvoorbeeld dat hij het huis te koud vond. Ook eiste hij dat Dickens’ oudste zoon hem zou scheren, en was hij akward bij dinerpartijtjes. En hoewel hij maar een week of twee zou blijven maakte hij er vijf (!) van, ondanks voorzichtig aandringen van de familie dat het weer eens tijd werd om op te stappen. Argh. Er wordt gezegd dat Dickens na zijn vertrek schreef: “Hans Andersen slept in this room for five weeks – which seemed to the family AGES!”
Na dit uitgerekte logeerpartijtje was er van de vriendschap tussen Dickens en Andersen niet veel meer over. Dickens stopte met schrijven, hoewel zijn Deense collega nooit begrepen heeft waarom dit zo was. Hij is er altijd verdrietig over gebleven.
Ik vind het interessant om te lezen dat de schrijver van mijn geliefde kindersprookjes in het echt een beetje een rare kwibus was. Maar misschien is zijn karakter juist wel de reden waarom hij in staat was tot zulke fantasierijke sprookjes. Hij kon in de kleinste dingen grappige en ontroerende details zien, zoals bijvoorbeeld in het sprookje De Theepot. Ook vind ik het geweldig dat zijn speelse geest het bijzondere van alledag kon zien. Daarom sluit ik af met zijn mijmeringen over wandelen in het Kopenhagen van de 19e eeuw:
“Wanneer ik door de straten van de stad wandel, lijkt het dikwijls alsof ik door grote bibliotheek loop; de huizen zijn de boekenrekken, elke verdieping is een plank met boeken. Nu eens zie ik een alledaags verhaal, dan weer een goede oude komedie en allerhande wetenschappelijke werken; de ene keer pulp en dan weer goede boeken. Over al deze boeken kan ik fantaseren en filosoferen.”
Het is weer tijd voor thee – darjeeling met melk, graag. (Hopelijk heeft mijn theepot geen kapsones…)
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
Ulrich Sonnenberg: Het Kopenhagen van Hans Christian Andersen – Een wandelgids & leesboek (2005).
Dalya Alberge: Hans Christian Andersen’s visit no fairytale for Charles Dickens. In: The Australian, 27-05-2008.
Michelle Dean: Saturday History Lesson: Hans Christian Andersen as Charles Dickens’ houseguest. In: The Rumpus, 18-08-2012.
Tip: Alle originele sprookjes van Hans Christian Andersen kun je hier in het Engels lezen.
Haha, wat een eigenzinnige man. Wel triest dat hij misschien wel gepest werd om zijn uiterlijk…
Interessant om te lezen wat een bijzondere man dit is geweest!