Laatst liep ik ‘s avonds met een enkel kaarsje in de hand door mijn verder onverlichte huis. Wat een duisternis! Ik was op het idee gekomen door een scène in Great Expectations van Charles Dickens, waarin Pip in spanning moet afwachten wie er in de duisternis zijn trap op komt gekropen. Hoe spannend en gevaarlijk moet het donker in de victoriaanse tijd geweest zijn! Tijd om op onderzoek uit te gaan…
Licht en donker zijn altijd belangrijk geweest voor de mens. Licht gaf veiligheid, warmte en de mogelijkheid om te werken of voor eten te zorgen. Het duister beperkte de mens in zijn bewegingsvrijheid en maakte hem vatbaarder voor gevaar. Dit geldt natuurlijk al sinds de oertijd, maar mijn eerste overdenking over licht en donker in de 19e eeuw werd ingegeven door een ogenschijnlijk nonchalante zin in Sense and Sensibility van Jane Austen:
“He [Sir John] had been to several families that morning in hopes of procuring some addition to their number, but it was moonlight and every body was full of engagements.” (Sense and Sensibility – chapter 7).
Wat kan deze passage ons vertellen? Sir John kan dus niet genoeg leuke gasten voor zijn avond vinden, omdat iedereen al bezet is. Maar waarom zijn ze bezet? Blijkbaar was het volkomen vanzelfsprekend dat van een volle maan (en dus een redelijk verlichtte nacht) gebruik werd gemaakt om feesten te organiseren. De volle maan gaf de mogelijkheid zich op donkere wegen te bewegen – en dus laat thuis te komen. Deze toenmalige logica is iets dat we compleet vergeten lijken te zijn. Uiteraard was het wel te hopen dat het niet bewolkt was.
Verlichting in de victoriaanse tijd
In de victoriaanse tijd was (kunst)licht dus nog helemaal niet zo vanzelfsprekend. Wanneer de zon was ondergegaan waren de belangrijkste bronnen voor licht kaarsen, olielampen en een haardvuur. Tot het midden van de 19e eeuw waren dit voor huisgezinnen in alle lagen van de bevolking de enige manieren om een beetje licht in de duisternis te brengen. Daarbij maakte de elite vooral gebruik van dure waskaarsen, en koos de middenklasse wat eerder voor olielampen, wat goedkoper was.
Gaslampen werden in eerste instantie vooral gebruikt voor straatverlichting en de verlichting van fabrieken of winkels. Toen gas in het midden van de eeuw goedkoper werd, begon de middenklasse ook aan gaslampen in huis. De elite bleef bij hun duurdere kaarsen tot de uitvinding van elektrisch licht. Gas gaf licht, maar had ook zijn serieuze beperkingen, door bijvoorbeeld het verbruiken van de zuurstof in de kamer. Er moest dus goed geventileerd worden! Olielampen zorgden daarentegen voor zwarte aanslag, en konden bij knoeien erg stinken – en ontploffen. Bij zowel olielampen als gaslampen zat een ongeluk in een klein hoekje, en was brandgevaar geen ondenkbaar probleem.
Het hebben van een lichtbron – en welke soort – was dus duidelijk afhankelijk van je portemonnee. Zo had elite bijvoorbeeld dure, prettig brandende waskaarsen. Deze gaven een helder licht en stonken niet. Dit terwijl de onderklasse het met kaarsen van talg moest doen. Vanwege de dierlijke vetten in talg konden deze behoorlijk roken en stinken, en ze brandden minder lang. Dat je in geval van nood of gierigheid op verlichting kon bezuinigen, vertelt Charles Dickens in A Christmas Carol.
“Darkness is cheap, and Scrooge liked it.” (A Christmas Carol, stave I)
Overigens waren tussen de jaren 1830 en 1870 ook kaarsen en olie van spremaceti populair: dit dure goedje kwam uit de schedel van een potvis, wat mede zorgde voor een toename in de walvisjacht in het midden van de eeuw. Dit wordt beschreven in de bekende roman Moby Dick van Herman Melville.
Ik kan me voorstellen dat de walvisvangst ten bate van spermaceti voor de moderne lezer behoorlijk gruwelijk overkomt. Tegelijkertijd laat het zien hoe ver de mens bereid was om te gaan voor bruikbaar, goed kunstlicht. Spermaceti, als olie of als kaars, zorgde namelijk voor prachtig helder licht. Het schijnt dat John Adams, (later president van de VS) hierover het volgende gezegd heeft met het oog op straatverlichting:
“[T]he fat of the spermaceti whale gives the clearest and most beautiful flame of any substance that is known in nature, and we are surprised you prefer darkness, and consequent robberies, burglaries, and murders in your streets to receiving as a remittance our spermaceti oil.”
De duisternis brengt gevaar…
En dat brengt ons meteen op een volgend punt: De gevaren van het donker. John Adams waarschuwt voor onverlichte straten met het risico op “robberies, burglaries, and murders.” Nu zal niet elke dorpsstraat of zelfs maar steeg in Londen een gevaarlijke plek zijn geweest; Charles Dickens laat bijvoorbeeld in The Old Curiosity Shop meerdere karakters zonder problemen door het nachtelijke Londen lopen. Maar mét verlichting was het natuurlijk wel veiliger. Zowel met het oog op mensen met snode plannen als het zien van de weg die voor je ligt. Brave burgers en goede mensen leefden, woonden en werkten bij het licht, terwijl de duisternis het terrein was van personen die je maar beter niet tegen kon komen en zaken ‘die het daglicht niet kunnen verdragen’.
Hoewel Dickens niet grossiert in nachtelijke moorden en berovingen, is de het wantrouwen voor wat er in het duister schuilt wel degelijk aanwezig in veel van zijn romans. Ik noemde al de scène waarin Pip de trap van zijn logement niet kan zien, ondanks het feit dat hij bijschijnt met zijn leeslamp. Wie komt er toch bij nacht en ontij richting zijn kamer? Sowieso heeft het donker in Great Expectations een interessante rol; Pip haalt zich in de donkere moerassen allerlei griezeligs in zijn hoofd, en ook bij Miss Havisham thuis moet hij zich vaak op de tast een weg door het donker banen.
Ook bij de introductie van Grootvader in The Old Curiosity Shop werkt Dickens met de beperktheid van het licht. Wie is toch die man die met een lamp voor zich uit richting de winkeldeur schuifelt? De vraag is altijd: wat schuilt er in het duister en wat blijft ervan over in het licht?
De volgende sportprent uit Punch laat goed zien hoe donker het in de victoriaanse tijd kon zijn; en wat met daarvan vond:
Deze prent laat zien dat je soms op de weg geen hand voor ogen zag. Dit kwam door het donker van de nacht, maar ook bijvoorbeeld door Londense fog (luchtvervuiling). De tekenaar drijft de spot met de bekende kunstenaar William Morris, die pleitte voor een terugkeer naar oude gewoontes. “Blijf jij maar zoals je eigen opa met je misplaatste nostalgie in je ouderwetse luie stoel in het duister zitten, dan gaan wij moderne mensen gewoon door met wat echt belangrijk is” , is wat de tekenaar wil zeggen. Hmm, hoewel enige nostalgie mij ook niet vreemd is, kan ik de maker van de spotprent wel begrijpen. Met meer vormen van kunstlicht was men over het algemeen erg blij, en het maakte vele zaken makkelijker.
Overigens werd er bij de komst van elektrisch licht ook echt gepronkt met de nieuwe uitvinding. Dit heb ik al eens verteld over het Victorian Home, waar de nieuwerwetse gloeilampen je lekker fel in het gezicht schijnen. Althans, ‘fel’ voor die tijd. De eerste elektrische lampen waren vergelijkbaar met een ouderwetse gloeilamp van 25 watt. In onze ogen is dat nog steeds niet zo veel, maar voor hen die het voorheen met kaarsen en olielampen hadden moeten doen, was het een ware zee van licht!
De duisternis zelf beleven: Kasteel Duivenvoorde bij kaarslicht
Naast mijn rondje met kaarslicht door het huis leek het me leuk om de sfeer van enkel kaarslicht ook op een grotere schaal te beleven. Op donderdag 2 november ging ik daarom naar de speciale rondleidingen bij kaarslicht op Kasteel Duivenvoorde bij Voorschoten. Ik vond de sfeer heel speciaal, met allemaal kleine lantaarntjes die de lange oprijlaan verlichtten. Sprookjesachtig! Ook in het kasteel was het een erg bijzondere belevenis. Zelf was ik vooral benieuwd naar het effect op interieurstukken met goud: de bling van die tijd had namelijk een extra wow-factor, doordat het kaarslicht er een mooie gloed op geeft. Dit was nu op Duivenvoorde goed te zien bij het goudleerbehang (ook al is dat geen echt goud) en op attributen met gouden accenten, zoals sierlijsten en kandelaars.
Maar was het in Kasteel Duivenvoorde nu helemaal historisch correct verlicht? Nee, dat niet. De buitenkant van het kasteel was verlicht met grote schijnwerpers, die er ook voor zorgden dat de kamers van buitenaf wat extra licht kregen. Ook stonden er overal heel veel waxinelichtjes; veel meer kaarsjes dan men vroeger gebruikt zou hebben. Kortom: Vroeger zal het kasteel er toch zeker wat donkerder hebben bijgelegen op een avond in november. Toch snap ik de keuze van Duivenvoorde wel: je wilt tenslotte veilige rondleidingen houden en in de verschillende kamers iets kunnen laten zien. Een rondleiding bij exclusief kaarslicht en zonder exterieure schijnwerpers zou waarschijnlijk niet in groepen van 15 hebben gekund. Ik denk dat je dan maximaal met twee gasten en een kaarsje door de gangen zou kunnen schuifelen, en dan hadden er veel minder mensen van kunnen genieten. Valpartijen bij kaarslicht in antieke vertrekken vol tapijten en stoffen gordijntjes lijken me echt geen ideale combinatie!
Terwijl ik genoot van de twinkelende pracht van Duivenvoorde, zag ik vanuit een raam in het kasteel plotseling buiten de volle maan, die achter de nevelige wolken tevoorschijn kwam. Wat toepasselijk voor een historische donkere nacht; ik stel me al helemaal voor, hoe men zo’n 150 jaar geleden dankbaar van deze natuurlijke lichtbron gebruik zou hebben gemaakt voor een feestelijke avond.
Tijd om te genieten van een winterse thee met kaneel.
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
Judith Flanders: The Victorian House (2003).
Jane Austen: Sense and Sensibility (1811) via het Gutenberg-project.
Charles Dickens: A Christmas Carol (1843) via het Gutenberg-project.
Colecrane: The History of the Sperm Candle. Op: Dispatches from Pangaea Blog (17-7-2012).
Wat een leuk onderwerp voor een blog! Het doet me beseffen hoe blij ik eigenlijk mag zijn dat er tegenwoordig goede verlichting is. Zeker op donkere herfstdagen is dat toch echt wel een uitkomst. Want lezen bij kaarslicht? Hmm, dat lijkt me ook niet echt ideaal.
Heel leuk idee, zo’n rondleiding in het donker! Ik kan me voorstellen dat zo’n kasteel dan toch een hele andere sfeer heeft. En met de volle maan erbij krijgt het nog iets magisch ook 🙂
Dank je! Ja, dat had ik tijdens het maken van dit blog ook: ik ben nu toch wel erg dankbaar voor elektrisch licht. En wat een fijne luxe ook dat we kunnen kiezen voor romantische settings bij kaarslicht.
Wat een interessant artikel weer! En wat een verrassende overeenkomsten tussen onze blogposts vandaag!
Haha, ja dat had ik ook gezien! Blijkbaar drukt het donker toch ook op de moderne mens. 😉
Een heel origineel artikel waar ik weer veel van geleerd heb over hoe men vroeger met het licht omging. Je denkt er nu helemaal niet meer bij na. Je drukt op de knop en floep, daar heb je licht!
Leuk om te horen dat je wat kon leren van mijn blog. Ik leer zelf ook een heleboel bij tijdens mijn research. Dat maakt het juist zo leuk!
Wat interessant. je hebt mij op een idee gebracht wat betreft mijn Jane Austen en Bronte sisters blogs. Ik heb, voor het eerst sinds ik jaren geleden begon geen inspiratie meer. Maar dit vind ik zo’n interessant onderwerp. Ik ga eens in het materiaal mbt de schrijfsters zoeken naar verlichting. Leuk!!!!!
Ik ontdek nu dat ik er al eens een blog over maakte. http://kleurrijkbrontesisters.blogspot.nl/2013/12/queen-victorias-book-of-spells-and-more.html
Maar ik ga er toch nog eens over schrijven. Leuk onderwerp voor de tijd van het jaar.
Leuk dat ik je heb kunnen inspireren! Hou je me op de hoogte? Ik had trouwens nog nooit van de term ‘Gaslamp Fantasy’ gehoord. Klinkt intrigerend…
Wat een boeiend onderwerp weer! In deze tijd vol luxe en technologie vergeet je makkelijk hoezeer onze voorouders (en wellicht nog steeds onze tijdgenoten in andere delen van de wereld) afhankelijk waren van de elementen en natuurverschijnselen. Het lijkt me eerlijk gezegd doodeng om in die tijd te leven, maar dat is misschien ook omdat ik verwend ben en altijd in de binnenstad heb gewoond. Echte duisternis heb ik nog maar zelden meegemaakt. Ik herinner me een spokentocht in het pikkedonker in het bos, afschuwelijk eng! Maar aan de andere kant herinner ik me ook nachten op de camping in de Zwitserse Alpen; hoe bijzonder mooi het was om in het donker naar boven te kijken: zoveel sterren had ik nog nooit gezien!
Ik heb voordat ik je blog las nooit zo stilgestaan bij licht en donker in vroeger tijden. Wat ik me wel altijd heb afgevraagd is wat voor geluiden je hoorde. Waar ik woon, hoor je voortdurend verkeer, sirenes, mensen die praten. Het is nooit echt stil, ook niet midden in de nacht. Hoe zou dat geweest zijn in de Victoriaanse tijd? Geen vliegtuigen, afzuigkappen, tikkende radiotoren. Geen telefoons! Lijkt me onwerkelijk!
Bedankt voor je leuke reactie! Ik ben ook eens stadsmens, en wat dat betreft net als jij ‘verwend’ met licht me me heen. Ik was me daar ook niet zo van bewust, totdat we een keer op vakantie in het buitenland door totaal onverlicht gebied reden. Naast een afgrond. Dat vond ik toch wel een beetje eng!
Leuk dat je ook hebt nagedacht over omgevingsgeluid. Ik denk dat het landelijk heel stil kon zijn (net als tegenwoordig), maar dat een stad als Londen nooit echt stil was. Denk: paardenhoeven en rammelende rijtuigen, voetgangers die praten en winkels die tot middernacht open waren. Dus hoewel ik gevoelsmatig ook zou zeggen dat we nu meer herrie om ons heen hebben, zal het toen in de stad ook zeker niet stil zijn geweest.
Dat had ik niet verwacht! Winkels die tot middernacht open waren… toen al?!? Nee, ik had echt gedacht dat het veel stiller zou zijn dan nu. Misschien zit het verschil er wel in dat we nu veel meer ruis-geluiden hebben: het altijd aanwezige brommen en suizen van machines dat we niet eens meer opmerken. Maar goed, stil was het dus toen ook al niet. Interessant om te leren, dank voor je antwoord!