De strijd om vrouwenkiesrecht in de 19e eeuw: Een weg van de lange adem

Van de suffragettes hebben veel mensen wel gehoord: Deze groep vrouwen, militant in hun strijd voor vrouwenkiesrecht, zorgde voor grote krantenkoppen rond 1910. Maar hun strijd om vrouwenkiesrecht ontstond niet uit het niets. In werkelijkheid kwam deze al decennia eerder op gang. Deze eerdere, zachtere stemmen uit het midden van de 19e eeuw zijn ten onrechte minder bekend bij het grote publiek. Tijd om aandacht te besteden aan het verhaal van vrouwen als Lydia Becker, Helen Blackburn en hun tijdgenotes, die met kleine stapjes voortploeterden.

Zo’n ruime honderd jaar geleden was er in het nieuws geen ontkomen aan: Vrouwen die zich aan hekken vastketenden, brand stichtten en bommen legden. Of wat dacht je van Emily Davison (1872-1913), die tijdens de paardenraces van Epsom in 1913 voor de rennende dieren sprong en met deze drastische en fatale actie aandacht voor vrouwenkiesrecht opeiste. Het zijn schokkende beelden uit begin 20e eeuw. Kon dat niet wat zachtzinniger? Hoe kwamen vrouwen als Emmeline Pankhurst (1858-1928), Lady Constance Bulwer-Lytton (1869-1923) en Emily Davison tot deze dramatische acties? Hoe was het zo ver gekomen dat zij zich blijkbaar tot geweld genoodzaakt voelden?

Campagneposter van de National Union of Women’s Suffrage Societies (NUWSS), 1911-1917 [Publiek domein].

De roep om vrouwenkiesrecht was er één van de lange adem gebleken. Gedurende de 19e eeuw bleek dat ‘de nette manier’, namelijk via juridische en politieke wegen, nauwelijks effect had gehad. Al vanaf de eerste helft van de 19e eeuw hadden vrouwen geprobeerd om hun stem te laten horen, maar zonder veel succes. Sterker nog, de vrouwen ervoeren veel tegenstand uit politiek en maatschappij.

Vandaag belicht ik de vroege strijd om vrouwenkiesrecht vanuit het perspectief van de Britse Helen Blackburn (1842-1903). Zij was tussen 1874 en 1880 secretaris van de National Society for Women’s Suffrage, en zette zich daarnaast ook in voor andere vrouwenorganisaties, bijvoorbeeld rond het vraagstuk van werkgelegenheid. We kennen Blackburns verhaal door haar zeer gedetailleerde naslagwerk ‘Women’s Suffrage – A Record of the Women’s Suffrage Movement in the British Isles with biographical Sketches of Miss Becker’ (1902). Hierin beschrijft zij de lange weg die zij en haar zusters in de strijd vanaf de jaren 1840 hadden afgelegd in hun roep om vrouwenkiesrecht. Haar zakelijke en professionele, doch met vlagen ook persoonlijke relaas geeft ons de kans om de stem te horen van iemand die er echt bij is geweest. Mijn blogpost van vandaag is dan ook niet een puur feitelijke verhandeling over de strijd voor vrouwenkiesrecht, maar wil vooral ook de nadruk leggen op persoonlijke ervaringen van Miss Blackburn.

Helen Blackburn (1842-1903)
Helen Blackburn (1842-1903) was haar hele leven lang een voorvechtster voor vrouwenrechten. Zij was lid van het bestuur van de National Society for Women’s Suffrage en later ook van de West of England Suffrage Society. Daarnaast was ze redacteur van het feministische vrouwenmagazine The Englishwoman’s Review, en was ze een van de oprichters van de Women’s Employment Defence League. Ze publiceerde meerdere boeken, met name over vrouwen en betaalde arbeid. Haar persoonlijke collectie werken van vrouwelijke auteurs is nagelaten aan de universiteit van Cambridge. | Ondanks haar publieke inzet is er slechts één portret van Helen Blackburn bekend, dat van matige kwaliteit is. Ter gelegenheid van dit artikel maakte Sanne van Ulden een nieuw portret op basis van de oude bron. Helen Blackburn verdient het tenslotte om niet vergeten te worden. Afbeelding: © Sanne van Ulden 2021.

De positie van de vrouw rond 1800

Mannen en vrouwen hadden natuurlijk eeuwenlang geen gelijke rechten gekend. Van de beide seksen werden verschillende rollen in de maatschappij verwacht, en daar kwam een aparte rechtspositie uit voort. Dat vrouwen ondergeschikt waren aan mannen, zelfs als het bezit van hun man werden beschouwd op het niveau van vee, was in het Verenigd Koninkrijk van de 18e eeuw volstrekt normaal. Een man kon zijn onwelgevallige echtgenote zelfs verkopen op de markt. Al vond men dat eigenlijk ook weer niet echt fatsoenlijk, dus het gebeurde niet veel.

Je zou populair kunnen formuleren dat vrouwen tweederangs burgers waren. Maar zelfs dat waren ze niet. Ze waren überhaupt geen erkend burger; een vrouw bestond juridisch alleen binnen het domein van de man die haar vertegenwoordigde.

Olympe de Gouges (1748-1793) en Mary Wollstonecraft (1759-1797), twee vroege voorvechters van vrouwenrechten [Publiek domein].

Aan het einde van de 18e eeuw ontstonden er door de Verlichting en de Franse Revolutie nieuwe ideeën over de positie en capaciteiten van de vrouw. Met name in de hogere kringen dacht een aantal vrouwen na over hoe het anders kon en moest. Vrouwen zouden gelijke rechten als mannen verdienen, en goede scholing moeten krijgen om de samenleving tot nut te zijn. Ze waren tenslotte méér dan slechts een decoratiestuk in het leven van een man, zo vonden onder andere de Franse Olympe de Gouges (1748-1793) en de Britse Mary Wollstonecraft (1759-1797). Daarnaast hielden in alle lagen van de bevolking vrouwen feitelijk het dagelijks leven draaiende, omdat de mannen oorlogje aan het spelen waren aan de diverse Europese fronten. Zo werkelijk handelingsonbekwaam waren vrouwen blijkbaar ook weer niet…

Na de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen wilde de (mannelijke) elite graag weer terug naar het oude normaal. Maar nieuwe, bevrijdende ideeën konden niet weer terug in een doosje worden gestopt. Vrouwen begonnen zich openlijk uit te spreken voor meer rechten. Dit had volgens Helen Blackburn aanvankelijk averechtse gevolgen: Ze spreekt van een “disabling process”. Juist in een van de eerste nieuwe kieswetten van de 19e eeuw, de zogenaamde Reform Act van 1832, werd voor het eerst het bijvoeglijk naamwoord ‘mannelijk’ toegevoegd aan de kwalificatie van personen die mochten stemmen.

Parlementsleden (mannen, dus) die stemmen over de uitbreiding van de kieswet in Groot-Brittannië. The House of Commons, 1833 door Sir George Hayter. NPG 54 © National Portrait Gallery, London. (CC BY-NC-ND 3.0).

Zo werd de politieke, juridische, en daarmee maatschappelijke uitsluiting van vrouwen voor het eerst letterlijk in de wet vastgelegd. Daarmee werd de vrouw vanaf de jaren 1830 formeel de passiviteit ingedrukt. De nieuwe Victoriaanse moraal beperkte de positie van de vrouw tot achter de voordeur, waar ze afhankelijk was van haar vader of echtgenoot.

Opkomen voor gelijke rechten

Hier waren veel vrouwen het niet mee eens. Met name binnen de elite en hogere middenklasse maakten vrouwen zich zorgen over hun gebrek aan persoonlijke ontwikkeling en kansen in de maatschappij. Zij hadden tenslotte meer in hun mars dan slechts het huishouden! Wat zij wilden was onder andere deelnemen aan hoger onderwijs, kunnen werken voor een inkomen én dat ook mogen behouden, en kiesrecht om hun belangen te kunnen bewaken.

Zoals dat gaat bij grote kwesties als vrouwenrechten, verschilden de meningen over de vraag welke onderwerpen het belangrijkste waren en dus prioriteit verdienden. Zo ontstonden er legio vrouwenverenigingen, groot en klein, die zich inzetten voor onderwijs, werk en kiesrecht. Sommige groepen vonden dat deze onderwerpen hand in hand gingen; anderen legden zich liever toe op één kwestie. Binnen de strijd voor vrouwenkiesrecht waren er dan nog meningsverschillen of men zich al dan niet aan een bestaande politieke stroming zou moeten binden. Want stemmen vóór kiesrecht gingen op bij vrouwen van alle politieke gezindten.

Lydia Becker (1827-1890), voorzitter van het Central Committee of the National Society for Women’s Suffrage, geschilderd door Susan Isabel Dacre (1844-1933) [Publiek domein]. Zij werkte veel samen met Helen Blackburn, die als secretaris lid was van hetzelfde comité.

De grootste vereniging van verzamelde vrouwenorganisaties voor kiesrecht, de National Society for Women’s Suffrage, besloot zich politiek neutraal te houden. En van welke gezindte de vrouwen ook waren, hun belangrijkste argumenten voor vrouwenkiesrecht waren als volgt:

  • De wetgeving over stemgerechtigden maakte oorspronkelijk geen onderscheid tussen mannen en vrouwen, maar puur op basis van landbezit. En het zou dus onlogisch zijn om vrouwen hiervan uit te sluiten. Hierbij ging het dan wel slechts om weduwen en ongehuwde vrouwen. Getrouwde vrouwen hadden geen eigen bezittingen, want die behoorden automatisch haar echtgenoot toe.
  • De aanname, dat alle vrouwen wel door mannen in hun omgeving gerepresenteerd en beschermd konden worden, klopte niet. Veel vrouwen hadden geen echtgenoot of andere mannelijke familieleden om op terug te vallen. Zij zouden gebaat zijn bij een eigen rechtspositie, en eigen betaald werk om te kunnen overleven. Stemrecht zouden deze vrouwen een sterkere positie geven om voor zichzelf te kunnen zorgen.
  • Vrouwen konden, wanneer zij meer rechten en ontwikkelingskansen hadden, een belangrijke bijdrage leveren aan het functioneren van de maatschappij. Zij maakten tenslotte 50% van de bevolking uit!

Behalve deze gezamenlijke speerpunten, legden de vrouwenorganisaties uit verschillende Britse steden allemaal hun eigen accenten. Soms werkten ze samen, en soms waren ze elkaars concurrenten. Maar één groep hadden ze allemaal nodig: de mannen. Want alleen zíj hadden een stem in de rechtszaal en de politiek. Gelukkig waren er gedurende de eeuw steeds meer invloedrijke mannen bereid om hun nek uit te steken voor de vrouwenzaak.

campagne voor vrouwenkiesrecht ca 1865
Of dit schilderij helemaal de historische werkelijkheid weergeeft, weet ik niet. Toch laat het mooi zien van hoe ver de vrouwen moesten komen om publiekelijk vrouwenkiesrecht op te eisen. We zien hier Emily Davies en Elizabeth Garrett bij een appelkraampje in Westminster Hall (onderdeel van de Houses of Parliament), waar zij bescheiden wachten totdat parlementslid John Stuart Mill hun petitie op komt halen. Niet en plein public of met een hoop heisa, maar liever op de achtergrond. Dat zou in de loop der jaren wel veranderen! Schilderij First women’s suffrage petition hidden under an apple stall (replica), door Bertha Newcombe uit 1910 [Publiek domein].

De strijd begint – op de gang

Helen Blackburn weet in haar boek uit eigen ervaring te vertellen, hoe er in haar tijd tegen vrouwen en politiek werd aangekeken. In veel Victoriaanse gezinnen werd er gefronst wanneer vrouwen over politieke kwesties begonnen. Interesse in politiek werd ‘onvrouwelijk’ bevonden. En dat vooroordeel sleet maar langzaam. Waarom moesten die tere zieltjes hun mooie hoofdjes breken over graanprijzen en armoedebeleid? Politiek was vuil werk, met gekonkel in achterkamertjes. Vrouwelijke poppetjes dienden daar geen verstand van te hebben, want dat zou het veilige, huiselijk aspect van de vrouw verstoren. Een goed praktisch voorbeeld van de consolidering van deze beeldvorming zien we in een gewoonte die strengere vormen aannam in het midden van de 19e eeuw: de scheiding van mannen en vrouwen na het diner. Wanneer de heren eenmaal over politiek begonnen, was dat voor de dames hét signaal dat ze de eetkamer dienden te verlaten.


Volgens Helen Blackburn is dit een van de vroegste Britse pamfletten voor vrouwenkiesrecht [Vermeend publiek domein]. “De naties der aarde zullen nooit goed bestuurd worden, totdat beide sekses, alsook alle partijen eerlijk gerepresenteerd worden […].” Duidelijke taal!

Toch begonnen vrouwen zich te roeren. Een van de eerste pamfletten voor vrouwenkiesrecht stamt van rond 1847. Het geeft krachtig weer dat een land ook vrouwen nodig heeft om werkelijk goed te functioneren. Verder verschenen er enkele artikelen, hoewel deze soms onder een pseudoniem gepubliceerd werden. Hieruit blijkt de gevoeligheid die bestond rond politieke inmenging door vrouwen, en überhaupt vrouwelijke stemmen in de openbare ruimte. De eerste lezingen, zoals die van ene Mrs. Jameson op 14 februari 1855, waren dan ook in kleine kring. Het waren kleine stappen, maar ze gingen tenminste wel vooruit.

Helen Blackburn behoort tot de vroegste generatie Britse vrouwen die zich voor vrouwenkiesrecht inzette, bijvoorbeeld binnen groepen als de Langham Place Group in Londen. Samen met onder andere Lydia Becker (1827-1890), Barbara Leigh Smith Bodichon (1827-1891), Bessie Rayner Parkes (1829-1925), Jessie Boucherett (1825-1905), Caroline Ashurst Biggs (1840-1889) en Millicent Fawcett (1847-1929) organiseerde zij openbare lezingen en petities. Er werden ook tijdschriften opgericht, zoals de English Woman’s Journal (1858) en de Women’s Suffrage Journal (1870). Er ontstond bovendien door heel Groot-Brittannië een waaier aan verschillende vrouwenorganisaties.

Echte landelijke initiatieven rond vrouwenkiesrecht kwamen pas van de grond in de jaren 1860. In november 1865 sprak een (mannelijk) parlementslid zich uit ten gunste van de invoering van vrouwenkiesrecht. Deze John Stuart Mill (1806-1873) was daarmee overigens niet helemaal de eerste; in 1832 had een radicaal parlementslid ook al eens vrouwenkiesrecht bepleit in zijn roep om kiesrecht voor iedereen. Mill had echter een petitie van Lydia Becker en de haren om aan te bieden, en vond ditmaal gehoor bij niemand minder dan Benjamin Disraeli, de latere premier en in 1865 leider van de oppositie:

I say that in a country governed by a woman – where you allow women to form part of the other estate of the realm – peeresses in their own right, for example- where you allow a woman not only to hold land, but to be a lady of the manor and hold legal courts- where a woman by law may be a churchwarden and overseer of the poor – I do not see, where she has so much to do with the State and Church, on what reasons, if you come to right, she has not a right to vote.(Benjamin Disraeli in 1865, vetgedrukt door My inner Victorian.)

The opportunity had come!” schreef Blackburn enthousiast. Zou de tweede Reform Act, die uiteindelijk erdoor kwam in 1867, eindelijk ook (gedeeltelijk) vrouwenkiesrecht omvatten? Lydia Becker dacht optimistisch dat de verkiezingen van 1868 wel de laatste zouden zijn waarbij vrouwen nog net niet mee mochten doen! Maar, zo schreef Blackburn terugkijkend: “Wij kwamen bedrogen uit.”


Vier vrouwen die een belangrijke rol speelden in de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Van linksboven met de klok mee: Millicent Fawcett (1847-1929), Bessie Rayner Parkes (1829-1925), Barbara Bodichon (1827-1891) en Caroline Ashurst Biggs (1840-1889) [Publiek domein]. Slechts Millicent Fawcett zou het meemaken dat vrouwen volwaardige kiesrechten kregen.

Gelukkig konden de vrouwen op dat moment nog niet weten hoe lang de weg nog was. Ze gingen met niet aflatende ijver aan de slag om nog meer petities en bijeenkomsten te organiseren, om zo het parlement van hun gelijk te overtuigen. De eerste grote, publieke bijeenkomst voor vrouwenkiesrecht was die van de Manchester Women’s Suffrage Committee in januari 1867, georganiseerd door Lydia Becker. In november van datzelfde jaar werd een landelijke koepelorganisatie opgericht, de National Society for Women’s Suffrage, eveneens met Lydia Becker aan het hoofd. Zij zou tot haar dood in 1890 hét openbare gezicht van de vrouwenbeweging zijn.

The great demonstrations of women in so many large towns mark a new departure in the movement, and they prove unmistakably that the great masses of the women in the country are with us and support us in demanding the franchise.” – Lydia Becker, 1881

Tegenwind en volharding

Uithoudingsvermogen hadden Becker en de andere vrouwen wel nodig. Ze ondervonden veel belemmeringen, vanuit zowel politiek, media als maatschappij. Uit Blackburns relaas blijkt tegen welke punten de strijdvaardige vrouwen zoal aanliepen:

In de media werd er veelvuldig over vrouwenkiesrecht gesproken. Zowel vóór als tegenstanders lieten van zich horen, en de uitspraken waren niet mals. “Als vrouwen mogen stemmen, mogen koeien dan straks ook?”; was één van de vele pesterige opmerkingen van tegenstanders van vrouwenkiesrecht. Natuurlijk werden er ook serieuze stukken geschreven, zoals een opmerkelijke oproep van behoudende vrouwen tégen het vrouwenkiesrecht, en de overweldigende tegenreactie daarop. Er verschenen artikelen als ‘Objections to Women’s Suffrage’ (1874), maar ook smakelijke titels als ‘Criminals, Idiots, Women and Minors: Is the Classification sound?’ (1868). Het was duidelijk een veelbesproken, controversieel onderwerp.

Een mooie vroege foto van de Manchester afdeling van The National Society for Women’s Suffrage, ca. 1880 [Publiek domein].

Net zo interessant als petities en opiniestukken vond de pers het optreden van vrouwen in het openbaar. Er werd in media van verschillende politieke kleur zowel positief als afkeurend over geschreven; overigens was er ook een deel van de conservatieve media die weigerde om überhaupt over de lezingen te schrijven.

In beginsel vroeg men zich af of vrouwen überhaupt wel in het openbaar konden spreken: Was hun lichaam daar niet te zwak voor? Kon hun stem dat wel aan? Een vrouw die een lezing hield was echt een bezienswaardigheid! Blackburn herinnerde zich:

“It was evident that the audiences always came expecting to see curious masculine objects walking on to the platform, and when we appeared, with our quiet black dresses, the whole expression of the faces of the audience would instantly change.”

De meeste lezingen waren echter een groot succes, en imponeerden de aanwezige mannen en vrouwen. Er ontstonden soms ook opstootjes bij de zaal, waarbij de politie moest ingrijpen om mannelijke relschoppers tot bedaren te brengen.

En dan was er natuurlijk het politieke proces, waar het uiteindelijk allemaal om draaide. Lydia Becker was van mening dat als vrouwen hun eigen zaak in het parlement zouden mogen bepleiten, bijvoorbeeld naar aanleiding van een petitie, dat ze dan vast veel stemmen zouden winnen. Maar vrouwen mochten nu eenmaal niet spreken in het Lagerhuis. Er werd door de heren parlementariërs op een gegeven moment wel even overlegd of ze eenmalig een vrouw aan het woord zouden laten; maar dat zou maar een akelig precedent scheppen! En dus deden ze dat maar niet.

Een demonstratie van de National Union of Women’s Suffrage Societies op 13 juni 1908 [Publiek domein]. Vrouwen hadden nog geen kiesrecht, maar onzichtbaar waren ze al lang niet meer! Van links naar rechts: Frances Balfour, Millicent Fawcett, Ethel Snowden, Emily Davies en Sophie Bryant.

Daarnaast was er de hindernis dat de vertegenwoordigers van de National Society for Women’s Suffrage überhaupt niet aanwezig mochten zijn bij inhoudelijke debatten van parlementaire commissies die gingen over de verruiming van de kieswet. Helen Blackburn herinnert zich de vele malen dat zij samen met Lydia Becker op de gang stond om daar te wachten tot de notulen van de vergadering werden uitgedeeld. Als vrouw uit 2021 vond ik dat schokkend om te lezen! Gelukkig mochten de vertegenwoordigers van de vrouwenbeweging in de laatste jaren van de 19e eeuw wel aanschuiven, zoals Beckers opvolgster Millicent Fawcett (onder haar leiding kreeg de vrouwenorganisatie overigens de naam National Union of Women’s Suffrage Societies (NUWSS) ).

“The right to vote is the symbol of that freedom from which no human being should be hopelessly debarred in a free country.” – Helen Blackburn

Gedurende vele jaren kwamen en gingen er in het parlement debatten over de verruiming van het kiesrecht: Maar vrouwen slaagden er bij de verschillende wetten telkens maar niet in om een voet tussen de deur te krijgen. De grote kieswetswijzigingen van 1867 en 1884 gingen aan hun neus voorbij. Vaak werden de debatten uitgesteld, omdat de heren parlementariërs er gewoon niet graag aan wilden. Zo werd een debat over vrouwenkiesrecht in 1897 gepland op de dag van Koningin Victoria’s Diamond Jubilee, zodat er eigenlijk geen aandacht voor was. Of men zette regelmatig minder relevante onderwerpen vooraan op de agenda (zoals de invoering van een register voor loodgieters). Dit soort sabotage vonden de strijdlustige vrouwen enorm frustrerend.

In de zomer van 1913 organiseerde de National Union of Women’s Suffrage Societies (NUWSS) – de opvolger van de National Society for Women’s Suffrage – een grote mars door heel Groot-Brittannië. Deze Women’s Suffrage Pilgrimage was bedoeld om aandacht te vragen voor vrouwenkiesrecht, en om tegelijkertijd de concurrerende militante vrouwenbeweging Women’s Social and Political Union (WSPU) de wind uit de zeilen te nemen. De NUWSS stond immers voor beschaafde actie, binnen de kaders van de wet (law-abing). Hier zien we Millicent Fawcett tijdens een toespraak aan het einde van de mars in Hyde Park, Londen, op 26 juli 1913 [Publiek domein].

Politieke spelletjes als deze leidden er dan weer toe, dat men in het Hogerhuis vond dat het Lagerhuis het vraagstuk vrouwenkiesrecht niet serieus genoeg behandelde. Wat natuurlijk ook weer leidde tot vertraging, en dat vonden de meeste Lords helemaal niet erg. Ook werd duidelijk dat de heren politici langzaam in hun standpunt over vrouwenkiesrecht verschoven. Er waren steeds meer parlementariërs vóór de goede zaak. Maar degenen die ooit meenden dat vrouwen eigenlijk geen interesse hadden in politiek (en dus niet zo’n hele grote bedreiging vormden), begonnen langzaam hun mening te herzien. Zij vreesden dat áls vrouwen mochten stemmen, ze dat massaal op de tegenpartij zouden doen. Een onlogische gedachte, en nogal een motie van wantrouwen richting vrouwelijk intellect; maar desalniettemin voor de betrokken genoeg reden om vooral tégen vrouwenkiesrecht te stemmen.

The suffrage workers had to reconcile themselves to days of dull patient plodding, – the bright hopefulness of the earlier times was gone out of the movement.” – Helen Blackburn

Een nieuwe richting in?

Tot slot waren het ook de strijdende vrouwen zelf die het proces konden belemmeren. Er ontstond een wildgroei aan organisaties, die het niet altijd met elkaar eens waren. Dan weer was er een splitsing van een groepering, dan weer werden organisaties samengevoegd. Ik moet eerlijk bekennen dat het enorme aantal initiatieven mij ook af en toe duizelde.

Blackburn schrijft in haar boek in bedekte termen over de onenigheid tussen de verschillende vrouwengroepen. Het is duidelijk dat ze het liefste de rijen gesloten wil zien, maar ook zij komt er een enkele keer niet onderuit om te noemen dat er vrouwen zijn die volgens haar de zaak verstieren. Met ergernis schrijft ze over “misguided friends of the suffrage cause”, die in 1895 parlementsleden op onprofessionele manier zouden hebben lastig gevallen. “[They] blocked the way for any progress”, aldus Blackburn. Ze zegt echter niet om welke groep vrouwen het gaat, waarschijnlijk om ze vooral niet meer publiciteit te geven. Ik heb zelf niet kunnen achterhalen over welk incident bij het parlementsgebouw ze schreef.

De vrouwen van de afdeling in Liverpool deden ook mee aan de Women’s Suffrage Pilgrimage van 1913. Zij lieten zien dat zij een geordende en geweldloze actie konden organiseren (in tegenstelling tot de WSPU), en liepen daarom netjes twee aan twee [Publiek domein].

Deze bescheiden passage in het relaas van Blackburn laat zien, dat het geduld onder de voorstanders van vrouwenkiesrecht langzaam op begon te raken. Uitgerekend Blackburn zelf, die zeer sterk de juridische en politieke weg voorstond, geeft op een gegeven moment toe dat er een “vague discontent and restlessness within the women’s suffrage societies” aan het ontstaan is. Moeten zij toch hun methodes veranderen om resultaat te zien? Uiteindelijk concludeert ze dat het beter is om gewoon stug door te gaan met het werk wat de National Society for Women’s Suffrage al deed; maar in de lucht van 1902 hangt meer dan alleen een zweem van onvrede.

In 1903 werd de Women’s Social and Political Union (WSPU) opgericht door Emmeline Pankhurst (1858-1928). De groepering stond bekend onder de geuzennaam suffragettes en had alleen vrouwen in de gelederen. De WSPU stond voor een meer radicale en militante strijd voor vrouwenkiesrecht. Ze organiseerden demonstraties, maar voerden ook andere acties uit, waarbij ze het gebruik van geweld niet schuwden. Meerdere leden van de WSPU belandden in de gevangenis. Vanwege hun gewelddadige acties, die tegenwoordig niet helemaal zonder reden als terroristisch bestempeld worden, zijn zij het meest bekend bij het hedendaagse publiek.

Helaas heeft Helen Blackburn de grote doorbraak van het vrouwenkiesrecht in haar land niet meer mogen meemaken. Zij stierf in 1903, een jaar na het uitbrengen van haar naslagwerk. Voor het eerst stemmen mocht een deel van de Britse vrouwen pas in 1918, toen het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd. Een opmerkelijk detail: Mannen mochten stemmen vanaf 21 jaar, en vrouwen pas vanaf 30 jaar. Dit werd zo geregeld, omdat veel jonge mannen waren gesneuveld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Men was namelijk bang dat de mannelijke stem in de minderheid zou raken, wanneer alle vrouwen vanaf 21 jaar zouden kunnen stemmen. Een dergelijke politieke ongelijkheid tussen de seksen zou natuurlijk enorm oneerlijk zijn geweest…

Echt algemeen kiesrecht voor vrouwen, gelijk aan dat van mannen, zag in Groot-Brittannië pas het licht in 1928. In Nederland kregen vrouwen in 1919 voor het eerst de mogelijkheid om te stemmen, twee jaar na de invoering van het algemeen mannenkiesrecht.

Het is weer tijd voor thee.


Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
Helen Blackburn: Women’s Suffrage. A Record of the Women’s Suffrage Movement in the British Isles with Biographical Sketches of Miss Becker (1902 – reprint 1971).
Roy & Lesley Adkins: Eavesdropping on Jane Austen’s England. How Our Ancestors Live Two Centuries Ago (2013). Vanessa Thorp: Truth behind the death of suffragette Emily Davison is finally revealed. In: TheGuardian.com, 23-05-2013.
Reform Act op Wikipedia.org.
Reform Act 1832 op Wikipedia.org.
Women’s suffrage in the United Kingdom op Wikipedia.org.
National Society for Women’s Suffrage op Wikipedia.org. National Union of Women’s Suffrage Societies op Wikipedia.org.
Women’s Social and Political Union op Wikipedia.org.
Caroline Ashurst Biggs op Wikipedia.org.
Lydia Becker op Wikipedia.org.
Helen Blackburn op Wikipedia.org.
Barbara Bodichon op Wikipedia.org.
Jessie Boucherett op Wikipedia.org.
Lady Constance Bulwer-Lytton op Wikipedia.org.
Emily Davison op Wikipedia.org.
Millicent Fawcett op Wikipedia.org.
Olympe de Gouges op Wikipedia.org.
Emmeline Pankhurst op Wikipedia.org.
Bessie Rayner Parkes op Wikipedia.org.
Mary Wollstonecraft op Wikipedia.org.

6 gedachten over “De strijd om vrouwenkiesrecht in de 19e eeuw: Een weg van de lange adem

    • Dank je wel, MsBlickie! Het onderzoek was voor mijzelf ook een interessante ontdekkingstocht. De suffragettes zijn na zo’n 100 jaar duidelijk het meest in de collectieve herinnering gebleven. Ik was blij om hun voorgangsters een podium te kunnen geven.

  1. Aantal jaren geleden de film Suffragette (2015) gezien en naar aanleiding daarvan wat meer gelezen rondom vrouwenkiesrecht. Heel interessante en heftige geschiedenis! In jouw stuk veel nieuwe dingen gelezen die ik nog niet wist. Dank!

    Sowieso heel fijn dat je weer terug bent met bloggen! Ik lees je blogs graag!

    Groet,
    Wendy

    • Dank je wel voor je complimenten, Wendy! De laatste jaren zijn de suffragettes inderdaad veel in beeld. Heb je ook de documentaire van Lucy Worsley uit 2018 gezien?

  2. Wat een leerzame en boeiende blog. Dank!
    Nu in allerlei landen de vrouwenemancipatie, en dan met name het recht op abortus, weer op zijn retour lijkt te zijn, is het goed om over de geschiedenis te lezen. Laten we hopen dat het ook geschiedenis blijft.

    • Fijn om te horen, Isa!

      Je hebt inderdaad een punt. Het lijkt anno 2021 zo vanzelfsprekend dat vrouwen bepaalde rechten hebben. Maar het is goed om te beseffen dat dit vele eeuwen lang geen vanzelfsprekendheid is geweest. Én dat bepalingen van vrijheid en zelfbeschikkingsrecht zo kunnen worden teruggedraaid.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.