Charles Dickens’ vijfde en laatste officiële kerstverhaal is volgens kenners het op één na beste: Na A Christmas Carol, natuurlijk. Misschien wel omdat The Haunted Man and the Ghost’s Bargain (1848) een stuk minder zoetsappig is dan de drie tussenliggende verhalen. De schrijver concentreert zich op de roerselen van de menselijke psyche, en beschrijft feller dan ooit de lelijke kanten van de Victoriaanse maatschappij. Toch biedt het kerstverhaal voldoende elementen om aan vast te houden, zoals de spanning rond een griezelige betovering…
We beginnen ons verhaal in de vertrekken van een scheikundeprofessor, die tijdens de feestdagen is achtergebleven in de koude, verlaten universiteitsgebouwen, waar hij tevens woont. In zijn gedrag naar anderen staat Mr. Redlaw bekend als vriendelijk, meelevend en vrijgevig, maar zichzelf kwelt hij met herinneringen aan een ver verleden. De professor is hierdoor somber en verbitterd. Net als Ebenezer Scrooge is de man bepaald geen zonnestraaltje, en daarmee een opmerkelijke hoofdpersoon voor een kerstverhaal.
Het karakter van Mr. Redlaw deed me denken aan die andere verbitterde chemie-professor in de krochten van een oud schoolgebouw: Toverdrankenprofessor Severus Snape uit de overbekende Harry Potter-reeks. De zwaarte van Dickens’ personage heeft eenzelfde grimmige aantrekkingskracht:
Who could have seen his hollow cheek; his sunken brilliant eye; his black-attired figure, indefinably grim, although well-knit and well-proportioned; his grizzled hair hanging, like tangled sea-weed, about his face,—as if he had been, through his whole life, a lonely mark for the chafing and beating of the great deep of humanity,—but might have said he looked like a haunted man?
Who could have observed his manner, taciturn, thoughtful, gloomy, shadowed by habitual reserve, retiring always and jocund never, with a distraught air of reverting to a bygone place and time, or of listening to some old echoes in his mind, but might have said it was the manner of a haunted man?
Who could have heard his voice, slow-speaking, deep, and grave, with a natural fulness and melody in it which he seemed to set himself against and stop, but might have said it was the voice of a haunted man?
Meesterverteller Dickens trakteert ons vervolgens op een prachtige donkergekleurde beschrijving van de man en zijn omgeving. In het oude universiteitsgebouw zijn er lange galmende gangen, en hoekjes waar niemand meer komt. En wanneer de avond valt, verdrijven donkere schaduwen het licht. De toon voor een lekker griezelig verhaal is al snel gezet.
Een plotselinge klop op de deur! Tegen de verwachting in brengen de bezoekers een zee van licht mee de kamer in. In deze donkere omgeving wonen namelijk nog drie mensen: William en Milly Swidger, en Williams vader Philip. De kletsgrage en hartelijke Swidgers zijn de beheerders van het gebouw, en ze komen de professor zoals elke avond de maaltijd opdienen. Ditmaal is de oude William “ik ben al 87!” ook mee, om te helpen met het versieren van het vertrek. Het is tenslotte bijna kerst, en hulst is de traditie.
Omdat met name de heren Swidger zulke kletskousen zijn (een makkelijk trucje van de schrijver), krijgen we via opa-die-zich-alles-herinnert de hele achtergrond van de familie mee: Ze zijn getekend door verdriet en verlies, maar weten zichzelf staande te houden door vast te houden aan de mooie kanten van elke treurige herinnering. Vroeggestorven moeders, verloren baby’s en afgedwaalde zonen bieden blijkbaar toch ook aanknoping voor vreugde, én een mogelijkheid om verbinding naar elkaar te vinden. Professor Redlaw hoort deze goedmoedige verhalen met ongeloof aan: Hoe kun je zó tevreden zijn, als je zoveel hebt meegemaakt? Zelf bieden zijn nare herinneringen alleen maar stof tot kniezerij, avond aan avond…
Het gepieker van Redlaw begint inderdaad ongezonde vormen aan te nemen. Want zodra de Swidgers de kamer verlaten hebben, neemt de duisternis toe en valt de pas opgehangen hulst verwelkt van de muren. De sombere gedachten vormen een mist, die steeds dikker wordt, en vorm begint te krijgen…
As the gloom and shadow thickened behind him, in that place where it had been gathering so darkly, it took, by slow degrees,—or out of it there came, by some unreal, unsubstantial process—not to be traced by any human sense,—an awful likeness of himself!
De bovennatuurlijke creatie heeft het uiterlijk van de professor, en is een samenballing van al Redlaws negatieve hersenspinsels.
Maar het wezen blijkt ook magische krachten te bezitten: Als Redlaw het wil, helpt deze geest hem in één keer van al zijn kwellende herinneringen af. Dat klinkt aantrekkelijk, maar aangezien het wezen hem met afschuw vervult, vraagt Redlaw toch even naar de kleine lettertjes. Die zijn er niet, aldus de geest. En zo verlost hij de gedoemde professor van zijn nare herinneringen.
“…Memory is my curse; and, if I could forget my sorrow and my wrong, I would!”
Het is natuurlijk nooit een goed idee om een wildvreemde duistere geest te vertrouwen. Want die aanvullende voorwaarden blijken er wel degelijk te zijn. Redlaw is niet alleen verlost van zijn verdrietige herinneringen en bijbehorende associaties; hij is ook een stuk van zijn menselijkheid kwijt. Zonder nare herinneringen wordt hij geen vrolijker mens, maar een compassieloos wezen dat de verbintenis met andere mensen kwijt is. Gelukkig word je er niet van.
En, erger nog: Deze magische apathie blijkt besmettelijk te zijn! Iedereen die bij de professor in de buurt komt, zal eveneens zijn negatieve herinneringen verliezen. Dan beseft de professor dat hij vervloekt is: Zoiets wil hij de vrolijke familie Swidger natuurlijk niet aandoen! Hij besluit ze dan maar te vermijden.
En zo belanden we als lezer in het tweede deel van het verhaal, waarin Redlaw een student wil helpen die als enige ziek is achtergebleven. Hij denkt dat de student misschien wel gebaat zou kunnen zijn bij zulke selectieve vergetelheid, maar niets blijkt minder waar. Van een zachtaardig mens wordt de student een gevoelloos, koud figuur.
Ook besmet Redlaw de hele familie Tetterby, bij wie de student een kamer huurt. Deze familie is een arme, maar goedmoedige meute; een beetje zoals de familie Cratchit uit A Christman Carol. Uiteraard gaat Dickens als geen ander helemaal los op het beschrijven van de komische kluwen aan drukke kinderen, een gigantische baby, en het op het oog niet helemaal bij elkaar passende ouderpaar. Ondanks alle lasten zijn ze echter veerkrachtige en tevreden mensen – totdat Redlaws betovering hen raakt. Want door het gebrek aan herinneringen verliezen ze ook de band met elkaar.
Een drama! Redlaw raakt in een tocht door de stad steeds meer mensen met deze ongewenste gave.
Maar is er dan helemaal niemand die immuun blijkt voor de vloek? Jawel, er is een verwaarloosde straatjongen, die toevallig onlangs door Milly Swidger werd opgevangen. Op hem heeft Redlaw geen effect. Hoe kan dat nou?
Dan snijdt Dickens een thema aan, waarvan we weten dat het hem na aan het hart lag: De ongelofelijk mensonterende hardheid van de Victoriaanse samenleving. Deze straatjongen is zó onbekend met het normale menselijke leven, zó verstoken geweest van gevoelens van vreugde en medeleven, dat hij als een dier geworden is. Menselijkheid is hem vreemd – dus de negatieve herinneringen die daarbij horen, ook. Wie niets heeft, kan tenslotte ook niets verliezen. En Dickens waarschuwt – net als in A Christmas Carol – de lezer bij zijn comfortabele haardvuur: Als dit leed niet bestreden wordt, zal het uiteindelijk de hele maatschappij ten val brengen.
Hoe het verhaal voor Redlaw en de anderen afloopt is natuurlijk de grote vraag. De professor zou niets liever willen dan de betovering terugdraaien – al was het niet eens voor hemzelf, maar voor de mensen die hij geraakt heeft. Gelukkig loopt ook Dickens’ vijfde kerstverhaal goed af, met dank aan de bescheiden Milly Swidger.
Een goede afloop, dus, maar helaas weet The Haunted Man zelfs na deze ontkoping niet in kerstige vrolijkheid te overtuigen. Ondanks de teruggevonden blijdschap bij de karakters blijft bij de lezer toch vooral de zwaarte van het verhaal hangen. De hoopvolle stralen van het kerstlicht dringen maar moeizaam de bladzijdes binnen. Het lijkt wel of Charles Dickens zelf een stukje van zijn optimisme over de maakbare, zorgzame samenleving kwijt was (en inderdaad had de schrijver in 1848 geen makkelijke tijd achter de rug). De jeugdige vrolijkheid van Neef Fred – een karakter uit A Christmas Carol – is hier in ieder geval verdwenen.
The Haunted Man is een interessante novelle door het inkijkje in de menselijke geest. Maar het meest blinkt Dickens uit in de dingen waar hij toch al goed in was: De vrolijke schetsen van gewone mensen, en scènes uit het dagelijks leven, met hier en daar een absurde twist. De vaart in het plot is daaraan ondergeschikt, wat voor de haastige moderne lezer even bijstellen is.
Maar wie er de tijd voor neemt, kan uit dit verhaal een tijdloze wijsheid meenemen: Alle herinneringen, mooi en verdrietig, vormen de mens tot wie hij is. Daardoor zijn we in staat om betekenisvolle relaties aan te gaan. En de wens tot verbinding met elkaar – dat is uiteindelijk toch een mooie wens voor Kerstmis.
Bij dit verhaal hoort een lekker sterk kopje thee. Heb je zin om wat meer over Charles Dickens’ andere verhalen te weten te komen? Lees dan verder via onderstaande links.
A Christmas Carol (1843): films en live-opvoeringen
The Chimes (1844)
The Cricket on the Hearth (1845)
The Battle of Life (1846)