Charles Dickens schreef tussen 1843 en 1848 vijf kerstnovelles. De eerste was het immens populaire A Christmas Carol, maar na nog vier verhalen die steeds net wat minder succesvol waren, hield hij het binnen dat genre voor gezien. Gelukkig heeft Dickens in andere vorm nog meer kerstverhalen geschreven. Een van de eerste is The Story of the Goblins who stole a Sexton, dat we kunnen lezen in The Pickwick Papers (1836-1837).
The Pickwick Papers is Charles Dickens’ eerste grote roman, die in eerste instantie verscheen als vervolgverhaal. Het betekende de grote doorbraak voor Dickens, die van een veelbelovende journalist als ‘Boz’ uitgroeide tot de lieveling van de natie. In alle kringen, van arm tot rijk, las men de picareske verhalen van Mr. Pickwick en zijn vrienden Snodgrass, Tupman en Winkle.
Ik moet eerlijk zeggen dat The Pickwick Papers niet mijn favoriete werk van Dickens is. Binnen de Dickenswereld verschillen hier uiteraard de meningen over, maar mij kan de studentikoze en soms slapstickachtige humor niet werkelijk bekoren. Toch zitten er zeker leuke episodes in het werk, waaronder de negen korte verhalen die als raamvertelling binnen de roman verschijnen. Eén daarvan is The Story of the Goblins Who Stole A Sexton in hoofdstuk 29.
Om dit kerstverhaal goed te kunnen plaatsen, is het interessant om eerst te kijken naar het hoofdstuk ervóór: Daarin zijn we getuige van een bruiloft op 23 december, en de viering van Kerstmis op 24 december. Deze beide feestelijkheden vinden plaats bij de familie Wardle, vrienden van Mr. Pickwick, op hun gezellige boerderij in het plaatsje Muggleton.
Allereerst is er dus de bruiloft, waar de vier heren van de Pickwick Club in alle vrolijkheid naar toe reizen. De bruiloft zelf is ook een gezellige boel, met lekker veel eten, dansen, en uiteraard een onvolprezen toast van Mr. Pickwick. De volgende dag is het kerstavond, en ook dan weet het gezelschap de stemming er goed in te brengen.
Kerstmis in Muggleton
De familie Wardle en hun vrienden vieren Kerstmis samen met hun bedienden in de keuken, zoals het al jaren een goede gewoonte is. Dickens beschrijft de uitgelaten stemming, en preekt hartstochtelijk voor die prachtige Kersttradities: “[The] season of hospitality, merriment and open-heartedness […], that happy state of companionship and mutual goodwill […]”. Alle benodigde elementen voor een echte ouderwetse kerstviering passeren de revue: kerstversiering, de mistletoe, dansen, mince pies eten, samen zingen, blindemannetje en snap-dragon spelen, en natuurlijk een lekker stomende bowl of wassail.
Dickens schrijft dus uitgebreid en met verve over zijn meest geliefde feest. Wie nu nog niet weet hoe hij Kerstmis moet vieren, heeft het niet begrepen. En daarom is het vervolg van het feest een extra groot contrast: Mr. Wardle vertelt zijn vrienden het zogenaamd waargebeurde verhaal ‘van de kobolden die een koster ontvoerden.’
The Story of the Goblins who stole a Sexton
In een abdijstadje leefde er ooit een sexton; een koster die ook de verantwoordelijkheid heeft over het kerkhof. Deze Gabriel Grub heeft, modern gezegd, altijd een pesthumeur. Hij heeft er dan ook een hekel aan wanneer de mensen om hem heen vrolijk zijn; zoals op de kerstavond waarop het verhaal begint. Zingende, kletsende, en vrolijk-kerstfeest-wensende mensen: bah, humbug! Nou ja, dat zegt hij niet letterlijk, maar deze mopperpot doet ons natuurlijk allemaal wel aan iemand anders denken, die pas in A Christmas Carol (1843) het levenslicht zal zien.
Gabriel Grub schuifelt dus op een koude kerstavond over straat. Hij is op weg naar het kerkhof, waar hij de aangename plicht heeft om een graf te graven. Wel jammer dat het zo koud is. Onderweg komt de koster een vrolijk zingende jongen tegen, die hij door enkele tikken met zijn lantaarn een paar toontjes lager doet zingen. Dan gaat hij plichtsgetrouw aan het werk.
In de kou vordert het werk niet zo vlot, maar de koster heeft toch een wat beter humeur nu hij die jongen een pak rammel heeft kunnen geven. Hij zingt zelfs een zwartgallig liedje over zijn zojuist gegraven graf: “Brave lodgings for one”, en moet er zelf om lachen. Maar: Tot zijn schrik lacht er achter hem iemand mee!
Eerst ziet Grub niet wie er lacht, op die schijnbaar eenzame begraafplaats. Van schrik neemt hij maar snel een slokje van zijn Hollandse jenever. Toch is er wél iemand: Een wezen dat plotseling verschijnt, zittend op een grafzerk, en dat beslist niet van deze wereld is. Het is de koning van de aardmannetjes. Streng vraagt deze verschijning aan de koster waarom hij uitgerekend op kerstavond bezig is met het graven van een graf, in plaats van zich onder zijn medemensen te begeven? Grub heeft hier geen fatsoenlijk antwoord op.
De goblinkoning blijkt niet alleen te zijn, maar heeft zijn onderdanen meegenomen. Deze scanderen de naam van de koster over het kerkhof. Nu zullen ze hem te grazen nemen, die nare man die zomaar een vrolijke jongen mept, omdat hij zelf niet vrolijk kan zijn! Terwijl de aardmannetjes allemaal acrobatische kunsten op het kerkhof vertonen, en Grub inmiddels niet meer weet waar hij kijken moet, trekt de koning hem mee naar diens onderaardse rijk.
Daar krijgt Grub het flink te verduren. Hij krijgt een vurige drank in zijn keel gegoten – om een beetje op te warmen – en wordt daarna getrakteerd op een aantal visioenen van de mensenwereld. En omdat Grub in eerste instantie een beetje hardleers is in het begrijpen van deze beelden, schoppen de goblins er flink op los. Wie niet horen wil, moet maar voelen.
De visioenen die de koster te zien krijgt, worden door Dickens vrij kort beschreven. Hij ziet arme mensen, die ondanks alle ellende op hun pad toch goede moed houden. Hij ziet mensen die schoonheid zien in de natuur, en genegenheid vinden bij elkaar. Een van de gezinnen die voorbij komt, lijkt overigens verdacht veel op dat van Bob Cratchit uit A Christmas Carol. Maar Grub ziet niet alleen maar aardige mensen. Hij ziet ook types als hijzelf, die met hun nare houding al dat moois op aarde eigenlijk niet waard zijn. Uiteindelijk bekeert de koster zich, en zodra hij tot inkeer komt, keert hij terug naar het kerkhof.
Op de begraafplaats wordt Grub wakker. Inmiddels is het kerstochtend, en zijn drankfles ligt leeg naast hem op de grond. Was het allemaal een droom, of heeft hij echt het goblinrijk onder de aarde bezocht? Een flinke pijn in zijn schouder doet hem geloven van wel; dat moet van dat pak slaag zijn. Het helende effect van zijn aanvaring met de aardmannetjes is er ook nog steeds. De herboren koster besluit meteen om uit het stadje te vertrekken, omdat niemand zijn bekering waarschijnlijk zou geloven.
De buurtbewoners vinden uiteindelijk Grubs drankfles en spade op de grond van het kerkhof. Daarna gaan er allerlei fantastische verhalen de ronde over zijn verdwijning. Maar na tien jaar komt Grub alsnog terug, en vertelt over zijn avontuur. En zo kunnen ook wij er nu nog van horen.
Dickens zelf sluit zijn relaas af met de moraal van het verhaal. Mocht iemand zich nog eens met drank afzonderen met Kerstmis, dan hoopt hij dat de kerstgeesten deze persoon net zo zeer tot inkeer zullen brengen.
“This story has at least one moral, if it teach no better one”
Voor lezers die bekend zijn met A Christmas Carol lijkt The Story of the Goblins who stole a Sexton misschien een verhaal met niet zo veel om het lijf: Het heeft een plot dat we feitelijk al kennen. Voor de eerste lezers van The Pickwick Papers gold dit uiteraard niet, hoewel er in het verhaal wel elementen zitten die voorkomen in het destijds vrij bekende verhaal Rip van Winkle (1819) van de Amerikaan Washington Irving.
Waarom deze episode in The Pickwick Papers dan toch de moeite waard is om te lezen? Allereerst zijn er natuurlijk Dickens’ humor, zijn spitsvondige taalgebruik, en zijn kunst om prachtige scènes te scheppen, ondanks de eventuele voorspelbaarheid van het plot. Maar daarnaast is het ook interessant om een blik te werpen op het contrast tussen de beide hoofdstukken. Want de decemberaflevering van The Pickwick Papers uit 1836, waarin deze hoofdstukken verschenen, vertelt ons in zijn opbouw iets over hoe wij het verhaal van de koster moeten begrijpen.
In tegenstelling tot A Christmas Carol, waar Scrooge na zijn bekering onder de mensen blijft en van harte de kerstgedachte uitdraagt, laat de koster ons iets anders zien. Hij verdwijnt uit beeld, en laat zowel de medebewoners als de lezer plompverloren achter.
Hoe Kerstmis wél in ere gehouden moet worden, zien we in dit geval van tevoren, tijdens het kerstfeest van de familie Wardle. Na het lezen van dit hoofdstuk verkeer je als lezer daadwerkelijk in een vrolijke kerststemming, wat het contrast met de nukkige koster des te schriller maakt. Je zou kunnen zeggen dat diens uithaal richting de zingende jongen ook een vergrijp richting de lezer is: Die heeft tenslotte net al ‘mee’ Kerstmis gevierd, en wordt nu bij wijze van spreken vanaf de pagina’s boosaardig door Grub aangestaard. Dit maakt de beleving van het verhaal intenser. Het gevolg van Grubs bekering doet er minder toe: Mr. Pickwick en zijn vrienden hebben het juiste gedrag tenslotte al voorgeleefd.
Uiteindelijk zag Dickens in het concept van de rond Kerstmis bekeerde brompot meer dan genoeg materiaal voor een volledige novelle. In A Christmas Carol worden verschillende elementen breder uitgewerkt: Scrooges misdragingen zijn veelvuldiger en ernstiger dan die van Grub, en zijn avonturen met de geesten van Kerstmis zijn van langere duur, en bovendien diepgaander. Uiteindelijk heeft Scrooges ommekeer een veel grotere impact voor hemzelf en op de mensen om hem heen.
Dickens herhaalde het concept van de bekeerde gemenerik of pessimist meerdere malen in zijn kerstnovelles. Zowel The Cricket on the Hearth, The Chimes , The Battle of Life en The Haunted Man spelen in meer of mindere mate met dit thema. Waarom toch telkens die herhaling? Natuurlijk omdat Dickens als geen ander snapte dat mensen vaak meer van hetzelfde willen – misschien wel in het bijzonder met Kerstmis.
Want wie wordt er niet blij van een hartverwarmend verhaal, waarin al het slechte uiteindelijk overwonnen wordt, en waarin mensen gelukkig zijn met elkaar? Ook wij kijken vaak dezelfde soort romantische of huiselijke films met de feestdagen, die al jarenlang trouw herhaald worden. En daarin lijken we meer op onze Victoriaanse voorouders, dan dat we misschien hadden gedacht.
Zo! Het is weer theetijd. Uiteraard hebben we een lekkere kerstthee in huis gehaald.
Pickwick Papers heb ik nog nooit gelezen. Daar moet in 2022 maar verandering in komen.